Bijna iedereen die kan fietsen, fietst wel eens langs een school. Hij of zij ziet al dan niet bewust de grote ramen van de klas, opgefleurd door meer of minder vrolijke planten. Vaak zijn er op die ramen verftekeningen gemaakt, of hangen er papieren op. Maar hij of zij is zich alweer aan het concentreren op een bocht, bus of een bengel die onbesuisd oversteekt. Kortom, bijna niemand realiseert zich dat er met zoveel kinderen binnen de muren van het gebouw zulke prachtige momentjes plaatsvinden. Als directeur van een basisschool mag ik me dagelijks mengen onder de vaak zo inspirerende kinderen van mijn school. Maar zelfs ik moet mijn ogen nog goed open houden om bewust getuige te kunnen blijven van de prachtige momentjes.
Deze week had ik er een. Zo klein, zo kort, zo fraai. Ik neem u graag even mee in de tekening: ’s morgens lezen wij. Een bijzonder leesproject, waarbij kinderen in diverse niveaugroepen lezen. In deze column is geen ruimte om hierover uit te weiden. Wat echter wel gezegd moet is dat het leesproject insteekt op ‘leesmotivatie’. De kinderen gaan daarom gewapend met hun favoriete boek richting de leesplek. Als na ongeveer 35 minuten de leesles is afgerond, trekken de kinderen zich weer terug in hun door het jaarklassensysteem bepaalde klaslokaal. De eigen veilige plek lonkt. Met het heerlijke verhaal in je hoofd, loop je nog wat dromerig naar de klas.
Een uitzonderlijk vriendelijk meisje van groep 4 houdt de deur open voor 3 van haar klasgenootjes, die met haar op het hogere niveau lezen. Ze doet dit serieus. In haar blik is een mengeling van trots en een zachtaardige strengheid waar te nemen – zoals ze deze van haar juf ook telkens toegeworpen krijgt. Een klein juffie. Een kopietje van de grote juf. Met haar eigen maniertje erbij, natuurlijk. En daar komt haar klasgenoot aan. Een spontaan ventje die geen leesles nodig heeft om wat meer dan gemiddeld dromerig te zijn. Hij droomt de klas uit. Met lege handen.
Zijn droom – die als ik zijn gelaatsuitdrukking goed interpreteer van een gelukzalige inhoud is– wordt op onverwachte wijze verstoord. Terwijl ik zijn dromerige glimlach op me in laat werken, hoor ik een stem. Kristalhelder. ‘Euhm, Sander, je boek?’ De dromer staart in de donkerbruine ogen van zijn niet weg te dromen klasgenootje. Een moment van vertwijfeling. Hij draait met zijn hoofd, alsof hij zich plots realiseert dat hij tussen de krokodillen staat. Hierna draait hij zich resoluut om. Grijpt naar zijn boek, waarna hij spoorslags weer het ‘droomface’ aanneemt. Hij heeft zijn boek, hij heeft misschien nog 1 minuutje tijd. Hij kan nog even dromen. Het jufje slaat het allemaal gade. Volgens mij zie ik een heel klein mondhoekje omhoog gaan. Het miniglimlachje van een jufje die het snapt.
Het was een klein momentje. Er fietste misschien wel iemand langs ons mooie schooltje. Maar hij of zij heeft er zeker niks van gemerkt. Ik wel. Ik was erbij. Er komt zomaar weer een glimlach op mijn gezicht als ik er aan denk.
Geplaatst op 1 juni 2014