Hij rijdt het plein op. Zijn mountainbike is gebutst en gereduceerd tot het minimale: een frame, twee wielen, een stuur en een zadel. Hij fietst langzaam het plein rond en kijkt de gevel langs. En dan is hij weer weg. Een paar minuten later is hij er weer. Hij staat op zijn pedalen en oefent zijn surplace. Als hij van zijn fiets dreigt te vallen, zie ik wie het is.
Een paar jaar geleden coachte ik hem. Totdat hij van school ging en naar het voortgezet speciaal onderwijs ging. In mijn werk als beeldcoach in het speciaal onderwijs begeleid ik niet alleen leerkrachten en onderwijsassistenten maar ook leerlingen. Zo’n coachingtraject is niet voor elke leerling weggelegd. Je moet kunnen reflecteren op jezelf. Niet alle leerlingen kunnen dat. Hij heeft het geleerd.
Met hangende schouders komt hij zijn vroegere school in. Zijn hoofd bungelt ertussen. Ik herinner mij zijn verlegen, vriendelijke lach. Hij heeft ‘m nog steeds, maar er is een randje. Een geknakt randje. 14 jaar is hij. Hij zit nu twee jaar op de middelbare school. Het stotteren is vervangen door een wijd opengesperde mond bij de start van elke zin. Alsof krampen zijn woorden weigeren. Zijn adem stokt en stokt. Met een trillende stem stoot hij de zinnen naar buiten. Hij vertelt over zijn moeder, voetbal en vrienden. En dan: ‘Ik ga naar een andere school. Ze pesten me op de school waar ik nu zit.’
‘Ik ga naar een andere school. Ze pesten me op de school waar ik nu zit.’
Story of his life. 10 jaar was hij toen zijn juf en hij mij dezelfde vraag stelden: een schooldag met een rustige start zonder ruzies en pesterijen. Hoe moet dat? Hevig stotterend zat hij naast zijn juf. Zijn handen lieten natte plekken achter op de tafel, zijn nagels waren tot op het vel afgekloven. ‘Ik krijg ruzie bij de voordeur en dan gaat het verder op de trap en in de gang en in de klas.’ De ruzies heeft hij vooral met klasgenoten. ‘Ik wil vrienden met ze worden maar dan zeggen ze nee en ze duwen me en dan is er weer ruzie.’
Het traject startte. Ik filmde hem een week lang. Hij was er altijd als eerste. Zijn fiets parkeerde hij vooraan in het fietsenrek en dan begon het circus. Hij was niet de enige die zelf naar school kwam. Iedere nieuwkomer sprak hij aan – ook als ze er geen zin in hadden. Sommigen keerden hem botweg de rug toe. Als de busjes arriveerden ging hij los. Hij schoof de deuren open, soms nog voordat de busjes gestopt waren, klom naar binnen en probeerde speelafspraken te maken voor in de pauze of na schooltijd. Als een kip zonder kop raasde hij rond.
Zijn gedrag buiten en binnen de school stonden haaks op elkaar. Zodra hij de school binnen kwam, liep hij rustig de trap op, begroette kinderen die hem begroeten, liep de gang door, gaf zijn juffen een hand en hing zijn jas aan de kapstok. Hij liep de klas in, pakte zijn werk en ging aan tafel zitten. Geen vuiltje aan de lucht. Een voorbeeldige leerling.
De week erna bekeken we de filmpjes. Ze zorgden voor spanning. Hij beet verbeten zijn nagels en stotterde bij elk woord. Er maakte zich grote verontwaardiging van hem meester. ‘Zie je wat ze doen? Ze lopen gewoon weg. En ze houden de deur van de bus dicht.’ Niet alle filmpjes maakten hem nerveus. De filmpjes die gemaakt waren in de school ontlokten een opgeluchte lach. ‘Ik kan het wel, rustig doen.’ Hij bekeek tevreden hoe hij rustig door de gang liep en de klas in ging. Ik complimenteerde hem. Gezien door de camera liet hij gedrag zien dat hij al beheerste. Hij kon, in de school, een rustige start maken. Zijn eis om hem te filmen, zodat hij rustig zou doen, liet hij varen, nadat we ‘rustig gedrag’ hadden geoefend.
Zijn gedrag voor schooltijd veranderde niet. De onrust en ruzies bleven. Ik filmde hem weer. Bij het bekijken van die beelden maakten we afspraken. Hij zou 10 minuten later van huis gaan zodat hij niet meer zo vroeg op school zou zijn en er zou een juf of meester buiten zijn om een oogje in het zeil te houden. Hij hield zich aan zijn afspraak. Hij kwam later op school. Maar de ruzies bleven.
Ik bleef hem wekelijks filmen. We keken samen naar de beelden en benoemden wat we zagen. Langzamerhand ging hij begrijpen wat hij met zijn gedrag uitlokte. In elk gesprek kwam hij een stapje verder. Hij bedacht dat hij het beste kon wachten bij de juf of meester die buiten een oogje in het zeil hielden. Hij vertelde hen van de plannen die hij voor die dag had. Hij bemoeide zich minder met de kinderen en werd rustiger. Toen we het traject afsloten, vertelde hij dat hij cameraman wilde worden.
‘Ik moet weer weg. Ik ga zo voetballen.’ Ik loop met hem mee naar zijn fiets. Zijn afgekloven nagels bloeden. Hij verstopt ze. Ik vraag of hij het nog kan, rustig doen. Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik ben het verleerd.’ En cameraman worden? Die droom was er nog steeds.
Gepubliceerd op 29 augustus 2016