Anneke Koelewijn

Ik ben irritant

‘Ik ben dom, een stomme jongen. Ik ben niet lief, ik ben irritant.’

Dit zijn de woorden van Wilson. Hij startte ooit in de kleuterklas van het regulier onderwijs. Een leuk jongetje met een grote mond. Maar voorbereidend rekenen en lezen kon hij niet bijbenen. Hij had ook weinig aansluiting. Als hij buiten speelde, vocht hij vooral. Hij ging naar een andere basisschool, maar daar ging het weer mis. Wilson en zijn moeder vertrokken vervolgens naar Curaçao, waar hij nog meer gedragsproblemen liet zien. Na een jaar kwamen ze terug en zat Wilson thuis. Jeugdzorg deed onderzoek en verwees hem naar het speciaal onderwijs. 

Hij was toen negen en kwam bij ons op school. Gefrustreerd en met een negatief zelfbeeld. Eisen van volwassenen beantwoordde hij met fysiek geweld. Inmiddels doet hij mee in een van de groepen ‘Intensief Begeleide Leerlingen’. Wilson en zes medeleerlingen worden begeleid door een leerkracht en twee onderwijsassistenten. De kinderen in deze groep zijn allemaal tussen wal en schip gevallen. Ze hebben een lichte verstandelijke beperking, gedragsproblemen en veelal een psychiatrische stoornis. Ze zaten vaak thuis of kwamen van scholen waar men zich geen raad wist met hen. Ze zijn teleurgesteld in zichzelf en hun omgeving. Ze voelen zich niets waard, vinden van zichzelf dat ze niets kunnen. Ze overschreeuwen zichzelf of vechten. Ze hebben leerproblemen door gedragsproblemen.

In het onderwijs in de groep ‘Intensief Begeleide Leerlingen’ staat het opvijzelen van het zelfbeeld centraal. Door te starten met lessen onder het leerniveau van elk individueel kind, doen ze veel succeservaringen op. Ze ontdekken: het is goed wat ik doe. We werken in deze groep bovendien met het competentiemodel dat we samen met de Bascule, academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie in Amsterdam, bedachten. De kern van het competentiemodel is dat leerlingen sociale vaardigheden verkrijgen.

De drie componenten van het competentiemodel

1. Neutrale houding 

De begeleiders gaan zakelijk en zonder emoties met de kinderen om, omdat de kinderen emoties niet of niet goed herkennen. Ze begrijpen emoties niet, want ze hebben er nooit over geleerd. Door hun verstandelijke beperking gaat dit ook niet vanzelf. Een zakelijke neutrale houding van de begeleiders geeft kinderen bovendien steun. Door altijd op dezelfde manier te reageren geven de begeleiders veiligheid. En dat is heel belangrijk voor deze kinderen, die zo vaak onveiligheid ervaren. 

2. Regels buiten jezelf 
De structuren in de klas zijn helder en duidelijk en elke regel wordt als volgt gebracht: ‘Het is de regel dat …’ of ‘De regel van de school is …’ Door regels op deze manier te stellen ontnemen we de kinderen de kans om oppositioneel te reageren. Als je regels persoonlijk maakt (‘Ik wil dat …’), lok je strijd uit. 

3. Leren in drie fases 
Fase 1: Elke nieuwe leerling begint in deze fase en zit daar ongeveer drie maanden in.
De belangrijkste leerdoelen: 
• Goed aan tafel zitten 
• Vinger opsteken wanneer je iets wilt vragen of zeggen 

In fase 1 zijn er zo min mogelijk interacties met andere kinderen, want leerlingen hebben hier veel negatieve ervaringen mee opgedaan. Als er een interactie is, wordt deze begeleid door een begeleider. In deze fase kunnen kinderen ook ‘vooruitgangspunten’ verdienen om in de volgende fase te komen. 

Fase 2: De leerling krijgt persoonlijke leerdoelen. Bijvoorbeeld: ‘Als ik boos ben, ga ik aan mijn eigen tafel zitten.’ De leerling krijgt een beloning voor goed gedrag. In deze fase heeft de leerling meer vrijheid (hij kiest bijvoorbeeld zelf een beloning). En er zijn interacties met medeleerlingen, hij mag samenspelen. De volwassene stelt de regels: ruimte en tijd wordt afgebakend, er is keuze uit twee spelmogelijkheden die de begeleider voorstelt. 

Fase 3: Het beloningssysteem blijft gehanteerd. De leerling gaat, wat hij geleerd heeft in de klas, toepassen buiten de klas. Buiten de klas was tot nu toe onveilig. Hij gaat stagelopen in een andere klas, leert iets netjes vragen aan een andere leerkracht, leert aardig te begroeten enzovoort. Hij kan een beloning kiezen buiten de klas.

Eigenlijk houdt het werken met deze kinderen in: teruggaan naar de basis. Ze zijn hun hele leven bevestigd in ‘het niets waard zijn’ en ‘het niets kunnen’. Op school krijgen ze de mogelijkheden om weer zelfvertrouwen te krijgen en leren ze omgaan met hun omgeving. We helpen de kinderen hun emoties te hanteren, de ander aan te kijken en zich niet te overschreeuwen, maar onzekerheid te verwoorden. We reiken woorden aan, wanneer ze deze niet hebben. 

Wilson denkt inmiddels gelukkig milder over zichzelf en zijn klasgenoten: ‘Ik heb nog nooit echte vrienden gemaakt. Nu heb ik een vriend in de klas. Maar soms… ben ik nog irritant!’


Geplaatst op 7 juni 2017

Bekijk hier het complete blogoverzicht

Winkelwagen
Scroll naar boven