De kinderen van groep 3 kennen me allemaal. Niet als hun juf, niet als hulpjuf, maar als de juf van M., één van de kinderen in de klas. Drie ochtenden in de week ben ik zijn juf; we werken in de klas of daarbuiten, we doen schoolwerk, of niet.
Ik mag M. begeleiden tijdens mijn stage als onderwijsassistent. Wat een project! De leercurve is steil; ik zit af en toe met mijn handen in het haar. Hij is door een slechte start in het leven moeilijk onderwijsbaar en is onhoudbaar in de klas. Binnen een week houd ik van hem, al drijft hij me tot wanhoop. Traumasensitief onderwijs is op dat moment in mijn opleiding nog niet aan bod geweest. Ik heb alleen mijn ervaring als moeder om op te varen en ik voel me aan alle kanten tekortschieten. Dat ik later de opleiding zal afmaken en met veel plezier als onderwijsassistent aan het werk ga, komt mede door deze grootse kleine leermeester.
Omdat de start van de dag lastig is, vang ik hem en zijn moeder altijd beneden in de hal op. Ik hoor van moeder hoe de avond, nacht en ochtend geweest zijn. Dat is fijn, dan kan ik een inschatting van de mogelijkheden voor de ochtend maken.
Daarna neem ik hem steevast mee de koffiekamer in; de leerkracht, moeder en ik hebben een bewuste keuze gemaakt om hem uit de drukte van de startende klas te houden. Hij lijkt niet echt te beseffen dat hij een andere start maakt dan zijn klasgenoten, hij denkt gewoon dat juffen niet zonder koffie kunnen. Als die koffie geregeld is en de rust in de klas is neergedaald, sluiten wij samen aan.
Bijna dagelijks maak ik in gedachten een diepe buiging voor de ouders. Waar ik van drie ochtenden al wakker lig, werken zij non-stop om hem te begeleiden.
Hij lijkt niet echt te beseffen dat hij een andere start maakt dan zijn klasgenoten, hij denkt gewoon dat juffen niet zonder koffie kunnen.
Dan komt de dag dat we met de hele klas op pad gaan. Het is een gekke dag voor hem. In de koffiekamer spreek ik het programma met hem door. Hij weet waar we heen gaan, wat we er gaan doen en bij wie hij in de auto zit. Hij lijkt er zin in te hebben.
Als de rust in de gangen is weergekeerd, gaan wij samen naar boven. Jas en tas worden netjes aan de kapstok gehangen. Hij gaat rustig op zijn plek zitten en hoort nog een keer hoe het uitje naar de boerderij precies zal gaan. Eerder zijn we naar de molen geweest. Het graan dat daar gemalen is, gaat nu mee naar de boerderij. We gaan er koeien melken, eieren rapen, boter karnen en het hoogtepunt is het bakken van een pannenkoek. Er heerst een vrolijk uitgelaten sfeer in groep 3.
Als de rij-ouders verschijnen, worden de groepjes nogmaals aangekondigd en mogen de kinderen per groepje hun jas gaan aantrekken en bij de goede rij-ouder gaan staan. Ik loop even mee naar de gang.
Nog voor hij zijn jas van de kapstok heeft gepakt, wordt er iets tegen hem gezegd door een klasgenoot. Ik versta deze woorden niet, maar zie wel het effect dat zij op M. hebben voordat het andere kind dat doorheeft. Ik kan nog net voorkomen dat de spreker wordt aangevlogen. M. gaat volledig door het lint. Ik moet iets doen om in te grijpen. Bij dit kind is aanraken maar zelden een goed idee, maar mijn stem verheffen is ook geen optie. In de split second die ik heb om een beslissing te nemen, ga ik toch voor aanraken. Ik gooi mijn armen om hem heen, trek hem uit de rij kinderen en druk hem dicht tegen me aan. We gaan naar een rustig hoekje, waar ik hem nog niet loslaat. Hij schreeuwt in mijn trui en schopt me tegen mijn schenen – maar ik laat hem niet los.
In de split second die ik heb om een beslissing te nemen, ga ik toch voor aanraken.
‘Zullen we samen in mijn auto naar de boerderij, alleen jij en ik? De rest vinden we daar wel,’ zeg ik zachtjes. Hij wordt plotseling rustig en kijkt me schuchter aan. ‘Ik wil niet naar de boerderij, koeien zijn stom,’ verklaart hij.
‘Pannenkoeken ook?’ vraag ik. Ik weet dat hij er dol op is, zeker als er stroop op zit. Ik laat hem los en kijk hem rustig aan. Ik verzeker hem er nog een keer van dat ik meega en bij hem blijf. Ineens breekt hij. Hartverscheurend begint hij te huilen en hij kruipt tegen me aan. Het is de eerste keer ooit dat hij dicht bij me wil zijn.
Dikke tranen rollen over zijn wangen, met schokkende schouders zit hij op mijn schoot.
De rest van de klas is klaar om te gaan, de juf loopt een stukje naar ons toe en kijkt me vragend aan. Ik gebaar dat ze maar moet vertrekken, we komen zo wel achter hen aan.
Een uurtje later staan we samen met de klas in de stal. Stralend durft M. de koe aan te raken. Zo stom is die koe nog niet eens. Melken wil hij niet, dus doe ik voor twee mee. Ik laat zo stoer mogelijk zien dat ik het heus wel durf.
We karnen boter, gaan op eierjacht in het kippenhok en bakken uiteindelijk allemaal een pannenkoek. De stroop druipt van zijn kin.
Bij het ophalen vertelt hij stralend aan zijn moeder dat het de mooiste dag ooit was. Dat vind ik ook.
Door:Gytha Funke
Gepubliceerd op 8 juni 2022.