Spring Kikker Spring-spel

 65,00

Anne Kooijman

In dit spel worden de kinderen gestimuleerd te ontdekken welke gevoelens ze kunnen hebben in een bepaalde situatie. Ook leren zij na te denken over het waarom van die gevoelens en te bedenken wat zij zouden kunnen doen om zich beter te voelen. 

Wanneer voel je je boos, bang, verdrietig of blij?

Gevoelens spelen een belangrijke rol in ons leven. Ze beïnvloeden sterk ons gedrag en daarom is het zinvol om ze te leren kennen en te begrijpen omdat daarmee de sociale vaardigheden bevorderd worden.

In dit spel worden de kinderen gestimuleerd te ontdekken welke gevoelens ze kunnen hebben in een bepaalde situatie. Ook leren zij na te denken over het waarom van die gevoelens en te bedenken wat zij zouden kunnen doen om zich beter te voelen. 

Materiaal

– Vijf cirkels; vier cirkels met daarop afgebeeld respectievelijk de gevoelens: boos, bang, blij en verdrietig, en een cirkel met een vraagteken. Een oranje cirkel met ‘Wat kan ik eraan doen?’

– 85 kaartjes met situaties en 5 blanco kaartjes die naar eigen wens kunnen worden ingevuld.
Begin
De kinderen staan en lopen vrij in de ruimte. De vijf cirkels, boos, bang, blij en verdrietig en de witte cirkel met het vraagteken, worden los verspreid op de grond gelegd. Het oranje cirkel ‘Wat kan ik eraan doen?’ wordt daarbuiten neergelegd. Een volwassene heeft de kaartjes in beheer. Op ieder kaartje staat een situatie beschreven waarbij het de bedoeling is dat de kinderen aangeven wat hun gevoel daarbij is. Kies ongeveer 20-25 kaartjes om mee te spelen. Het is verstandig om van tevoren kaartjes met een mogelijk te beladen onderwerp (zoals de scheiding van ouders) achterwege te laten.
Verloop
Een volwassene leest een situatie voor die op een kaartje staat, bijvoorbeeld: ‘Je moet voor de klas een spreekbeurt houden’. De kinderen mogen nu springen naar de cirkels met gevoelens die zij bij de situatie vinden passen. Dat kan één gevoel zijn, maar ook meer. Het ene kind zal op ‘blij’ gaan staan, een ander kind gaat misschien met een voet op ‘blij’ en met een andere voet op ‘bang’ staan. Als een kind niet kan kiezen, mag het naar de witte cirkel met het vraagteken springen. Zonodig kan een kind gevraagd worden waarom het op dat gevoel is gaan staan. Wees echter voorzichtig en zeer zorgvuldig met het stellen van vragen en dring niet teveel aan. Sommige situaties, vooral als ze met onprettige gevoelens gepaard gaan, kunnen nog niet benoemde emoties bij de kinderen teweegbrengen. Benoem ook een aarzeling bij een kind positief (‘soms kun je er nog niet over praten’) en zorg dat de kinderen zich veilig en geaccepteerd blijven voelen. Af en toe kan aan een kind gevraagd worden om op het oranje cirkel te gaan staan en te bedenken wat het in die situatie zou kunnen doen om zich beter te voelen.
Einde
Beëindig het spel naar eigen keuze, na het voorlezen van ongeveer twintig kaartjes. Het is goed om na afloop van het spel nog wat na te praten over wat er naar voren is gekomen zodat ieder kind zich geaccepteerd weet.
Daarnaast kan ook verder gesproken worden over:
• Omgaan met gevoelens.
• Rekening houden met gevoelens van anderen.
• Lichaamstaal: Hoe kun je zien hoe iemand zich voelt? Soms kan iemand niet over zijn gevoelens praten maar kun je wel iets aan zijn gezichtsuitdrukking of houding zien.
• Herkenning: vraag de kinderen regelmatig of ze willen herhalen wat een ander kind zojuist heeft verteld en of zij dat ook wel eens ervaren.
• Bewust worden van gevoelens: door de gevoelens die we bij kinderen vermoeden, onder woorden te brengen, helpen we hen zich van die gevoelens bewust te worden.
• Erkenning: iedereen kan bepaalde gevoelens hebben, er zijn geen verkeerde of rare gevoelens. Erover praten kan heel belangrijk zijn, maar we mogen kinderen nooit dwingen.
Beëindig het spel met waarderende woorden en een samenvatting van het gesprek!

 

Uitvoering:

Bordspel in doos

Tijd:

Aantal spelers:

1-30

Leeftijd:

Winkelwagen
Scroll naar boven