Natasja Hoogerheide

Achter op de fiets

‘Ma, waar ben je nu?’ Een appje van mijn achttienjarige zoon. Het is 17.20 uur en ik zit met mijn mondkapje op in de eigenlijk net iets te warme en volle metro na een lange werkdag op school. Ik ben moe en ik heb trek, mijn volle tas op schoot voelt zwaar. ‘In de metro,’ app ik terug. ‘Ben onderweg naar de supermarkt en dan kom ik naar huis.’ ‘Ik fiets ook wel even naar de supermarkt,’ bericht hij dan. Als ik uit de metro kom zie ik hem al staan. Breedgeschouderd, stralende, blauwe ogen, zijn mooie, bruine krullen zorgvuldig in bedwang gebracht met gel. Samen doen we boodschappen in ‘zijn’ supermarkt, waar hij iedere ochtend de producten verzamelt voor de klanten die online bestellen. 

 
‘Je kunt wel bij me achterop terug naar huis, ma,’ zegt hij als we weer buiten staan. En daar rijden we dan, in de miezerregen samen op zijn fiets. Ik zit zijwaarts op de bagagedrager. Om mijn schouders hangt mijn zware werktas. Op zijn rug in zijn rugzak zitten de boodschappen. De rugzak duwt tegen mijn wang aan, maar het maakt me niets uit. Ik word overvallen door een groot geluksgevoel. Daar zit ik dan, vol vertrouwen achter op de fiets bij mijn grote, sterke zoon. Ik had nooit kunnen bedenken dat ik ooit achter op bij hem op de fiets zou kunnen zitten. Hoe anders was het toen hij klein was, hoe anders was het een paar jaar geleden nog! Hij kon niet goed fietsen. Vanwege overprikkeling en dwangmatig associëren lukte het hem niet om recht op de weg te blijven. Hij slingerde en uiteindelijk viel hij dan. Hij werd ook snel moe, van alle indrukken onderweg. Toen het heel slecht met hem ging, verloor hij zelfs tijdelijk de vaardigheid om te fietsen. Jarenlang zat hij bij mij achterop, terwijl hij eigenlijk al te groot en te zwaar was. We hebben een fietskar gehad, een aanhangfiets en een speciale tandem van de gemeente. Met die tandem fietsten we heel Rotterdam-Oost door, onderweg naar zijn cluster 4-school. Regelmatig liep de ketting eraf en moest ik de hele weg terug naar huis lopen met die loodzware tandem aan mijn hand, door het park dat vol met ganzenuitwerpselen lag. Wat een geploeter …
 

Daar zit ik dan, vol vertrouwen achter op de fiets bij mijn grote, sterke zoon. Ik word overvallen door een groot geluksgevoel. 

 
Ik denk terug aan toen mijn zoon een kleine jongen was. Hoe we – toen hij vier jaar was en op het medisch kinderdagverblijf (MKD) zat – een beloningskaart hadden voor het dragen van een spijkerbroek. Een spijkerbroek! Lekker belangrijk ook … Uiteraard lukte het niet, hij had gewoon het allerliefst zijn joggingbroek aan en kon, zeker toen het slecht met hem ging, niets anders verdragen. En nu? Natuurlijk draagt hij gewoon jeans, maar hij is dat pas gaan doen nadat hij er zelf klaar voor was. En het moet een hippe zijn. Liefst ook nog een zachte, maar dat zijn alle jeans tegenwoordig wel. Een scheutje wasverzachter doet trouwens wonderen. Mijn zoon had in zijn vroege jeugd overigens nog meer wonderlijke beloningskaarten: ‘Sten gaat bij tafelmomenten op zichzelf letten, maakt geen rare geluiden en houd zijn handjes bij zichzelf.’ Deze was van het MKD. Naast het feit dat er een joekel van een grammaticale fout in zit, is de boodschap voor een vierjarige met autisme niet mis: je gedraagt je niet aan tafel, je doet raar en je bent agressief. Hij leerde al jong dat hij uit de toon viel en dat dit niet passend en niet goed genoeg was. Al met al had hij toch een fijne kleutertijd op het MKD; hij grapt nog regelmatig dat dat de enige school is die hij wél af kon maken …
 
Afgelopen zaterdag werd ik vijftig jaar. Een moment om de balans op te maken van mijn leven. Ik kan alleen maar dankbaar en intens gelukkig zijn met hoe de zaken er nu voor staan. Ik denk terug aan hoe ik twaalf jaar geleden geen huis en geen haard had met mijn kinderen. En hoe het goed kwam. Hoe we gedragen werden. Hoe we geploeterd, gewerkt, geprobeerd hebben. Hoe we vielen en weer opstonden. Hoe we vasthielden of juist loslieten. Wat een veerkracht we ontwikkeld hebben!
 

Ik denk terug aan hoe ik twaalf jaar geleden geen huis en geen haard had met mijn kinderen. Aan wat een veerkracht we ontwikkeld hebben!

 
Momenteel begeleid ik enkele jonge kinderen met (een vermoeden van) autisme. Stuk voor stuk prachtige, levenslustige, jonge mensen die het zo verdienen om er te mogen zijn. Ik geniet ervan om in mijn verslagen te schrijven dat ze behoefte hebben aan het creëren van basisrust, aan autonomie, verbondenheid, concrete communicatie en succeservaringen. Ik hoop dat ze in hun jeugd het gevoel zullen hebben dat ze er ook bij horen en er mogen zijn. Dat ze vertrouwen kunnen hebben in de maatschappij. Ik weet zeker dat ze als ze achttien zijn, dingen zullen doen die men nu niet voor mogelijk houdt. En dat hun ouders dan hetzelfde geluksgevoel zullen ervaren als dat ik onlangs had, bij mijn zoon achter op de fiets. Dat gun je toch iedereen!
 
 
Gepubliceerd op 13 april 2021
 

   

Winkelwagen
Scroll naar boven