‘Pap, ik hoef morgen niet naar school.’
‘Waarom niet?’, vroeg ik.
‘De juf is ziek en ze hebben geen andere juf of meester die kan invallen.’ Lachend liep mijn dochter de trap op naar haar kamer.
Het lerarentekort had nu ook ons gezin getroffen. De school verontschuldigde zich nog per mail. Later hoorde ik dat veel ouders ontstemd naar de directeur waren gegaan. Die had, zo goed en zo kwaad als het kon, uitgelegd welke capriolen hij had uitgehaald om een vrije dag voor de kinderen te voorkomen.
Bovenstaande was voor mij aanleiding om, op deze plek, een kritisch blog te schrijven over de belabberde staat van ons onderwijs. Ik tikte, met verbittering en cynisme in mijn vingers, een eerste versie.
Ik liet als eerste geen spaan heel van ambtenaren en beleidsmakers die vanuit commissies en denktanks beleid uitspuwen dat kinderen op twaalfjarige leeftijd indeelt op basis van ‘theoretische’ versus ‘praktische’ competenties.
Ik zou verder gaan met te zeggen dat zij toetsing zien als hoogste goed en eraan bijdragen dat kinderen niet meer gemotiveerd zijn om uit zichzelf iets te leren. Met andere woorden: ze leren alleen ‘als ze er een cijfer voor krijgen’. Dit staat mijlenver van de natuurlijke nieuwsgierigheid van kinderen. Zij leren juist door een combinatie van theorie en praktijk in het onderwijs, door te vallen en weer op te staan.
Vervolgens zou ik in mijn blog los gaan op ouders die aan de ene kant zeuren over verplichte vrije dagen door ziekte van leerkrachten en over te lage schooladviezen voor hun kinderen, maar aan de andere kant alleen in de buurt van de school komen als ze hun kinderen daar met de auto afzetten.
Tot slot zou ik, ondersteund door Paul Kirschner, voor eens en altijd afrekenen met zelfverklaarde experts die precies weten wat er moet veranderen, maar zelf nog geen dag voor de klas hebben gestaan.
Mijn conclusie zou bitter zijn. Ons onderwijs is op sterven na dood. Helemaal als we voor oplossingen naar een minister van Onderwijs blijven kijken die cijfers en excellente kennis voorop heeft staan.
Deze versie ligt echter in mijn digitale prullenbak. Mijn bittere gevoel is omgeslagen naar optimisme.
Hoe dat kan?
Door Merel van Vroonhoven.
Ik las, de zaterdag voor Kerst, in NRC een interview met haar. Zij is dit jaar als zij-instromer begonnen aan de pabo. Daarvoor was ze bestuursvoorzitter van de Autoriteit Financiële Markten.
Het artikel neemt ons mee naar het Haagse Laakkwartier. Merel staat er voor de klas. Kinderen zijn onrustig en luisteren niet naar juf Merel. De feedback die ze na de les krijgt van een meester is pittig.
Het is duidelijk. Lesgeven aan kinderen en directe feedback krijgen op je eigen handelen is, zoals Merel zelf zegt, andere koek dan overleggen met je privéchauffeur, onderhandelen met CEO’s van multinationals en bijpraten met de minister van Financiën.
Naast de anekdotes over Merel in de klas legt ze in het artikel ook uit waarom ze ervoor heeft gekozen te stoppen als bestuurder en weer terug is in de schoolbanken. Dit heeft een persoonlijke aanleiding. Haar zoon is autistisch en zij zag met eigen ogen wat een goede leraar betekende voor hem. Ook was ze klaar met de ivoren toren waarin feiten en cijfers je om de oren vliegen, maar Merel niet het gevoel had iets te betekenen voor mensen die het, in haar ogen, nodig hebben.
Na een periode van wikken en wegen besloot ze de sprong te wagen. De reacties waren wisselend. Er was ook scepsis. Was het voor haar, met een topsalaris, niet heel gemakkelijk om de stap te wagen?
Toen ik de reactie van Merel op deze opmerking las, bekroop mij een vrolijk gevoel en verdween de bitterheid. Wat haar antwoord was?
‘Dat klopt, maar ik doe het wel.’
Dit antwoord en de openheid over haar eigen twijfels als ze voor de klas staat maken dat Merel voor mij de eerste zwaluw is die de zomer in het onderwijs wél kan maken. Ze zijn er dus gewoon. Mensen die, ondanks een prettig materieel leven en voldoende argumenten om niet het onderwijs in te stappen, het toch doen.
Ze is de eerste zwaluw, omdat ze niet meedoet in de parade van cijfers, toetsen en spreadsheets van leercurves. Nee, zij wil nieuwsgierigheid van kinderen aanwakkeren en ze schuwt niet haar eigen valkuilen als leerkracht op tafel te leggen in plaats van ze te projecteren op anderen.
Tegelijk met dat ik vrolijk werd tijdens het lezen, schrok ik van mijzelf. Ik heb de afgelopen jaren de pen opgepakt om de positieve kant van het onderwijs te laten zien en wil ook die eerste zwaluw zijn. Mijn doel is niet om met mijn columns, blogs en verhalen tegen de onnodige bureaucratie en klagende ouders te strijden. Ik wil juist laten zien dat we nog steeds in een land leven met onderwijs dat mondiaal hoog staat aangeschreven, waar kinderen in vrijheid naar school kunnen en er iedere dag in lokalen jonge helden opbloeien. Er gebeurt zoveel moois.
Blijkbaar had ik het verhaal van Merel nodig om het cynisme dat in mij was gekropen weer om te zetten in positiviteit. Ze kwam precies op het goede moment.
Ineens zie ik weer mogelijkheden voor iedereen. We hoeven niet allemaal onze baan op te zeggen, maar bedenk wat jij kunt doen. Sluit je aan als gastdocent bij een weekendschool om te vertellen over jouw passie of beroep. Nodig de klas van je kinderen uit in je bedrijf of geef een dag natuuronderwijs. Verwijt een schooldirecteur niks, maar vraag wat je kunt betekenen om een verplichte vrije dag te voorkomen. Elke zwaluw telt mee.
Toen ik de krant naast mij neerlegde, bekomen was van de schrik en mijn cynisme over het onderwijs verdween, liep ik – net als mijn dochter – lachend de trap op. Dit keer om deze versie van mijn blog te schrijven.
Geplaatst op 8 januari 2020