Natasja Hoogerheide

Herinneringen van een mantelzorgkind

‘Wil je voor mij naar de meubelzaak op de Beijerlandselaan gaan om een nieuwe eethoek te kopen? Je weet wel wat ik mooi vind.’ De angst sloeg hem om het hart, maar hij liet het niet merken. Hij glimlachte naar zijn moeder. En hij ging, de portemonnee stevig in zijn vuist geklemd…

Het was 1959. En hij was 13 jaar. Eerste klas HBS in Rotterdam. Aarzelend liep hij over straat, naar de meubelzaak. Niet te lang treuzelen, dacht hij, want zijn ernstig zieke moeder had hem straks weer nodig in huis. Om te helpen. Elke dag als hij uit school kwam, verzorgde hij haar. Hij deed het huishouden en hij kookte. Daarna maakte hij zijn huiswerk. Een mantelzorgkind, dat was hij, maar van dat woord hadden ze in die tijd nog nooit gehoord.

Zijn hart bonkte luid, zijn keel voelde droog. Wat moest hij nu zo gaan zeggen in de winkel? Ik kan dit niet, dacht hij paniekerig. Hoe zou zijn vader dit opgelost hebben? Zijn vader durfde alles. En hij was altijd vrolijk. Als hij nog geleefd had, waren ze vast samen naar de meubelzaak gegaan. Maar zijn vader was al een paar jaar dood. Doodgebloed, nadat zijn been verbrijzeld was in de machine die het anker ophaalde van het binnenvaartschip waarop hij werkte. Samen met zijn zieke moeder bleef hij achter. Als ze een poosje ergens heen moest om te herstellen, moest hij bij vreemde mensen slapen. Dan kwamen ze hem halen. Met zijn koffertje in zijn knuistje geklemd liep hij dan mee, zijn keel dichtgeklemd van angst. Eenzaam en bang. Net zo bang als op deze dag, onderweg naar de meubelzaak.

‘Ik ben groot. Ik kan dit,’ zei hij hardop. Hij herhaalde het de hele verdere weg. Eenmaal aangekomen in de meubelzaak ging het verrassend goed. Of ze de eethoek weer mee terug wilden nemen als zijn moeder hem niet mooi vond? Dat was geen probleem. Opgelucht ging hij weer naar huis. ‘Ik heb het geregeld hoor,’ zei hij tegen zijn moeder. ‘Dank je jongen,’ zei ze. ‘Je bent een grote hulp.’ Ze zag er klein en broos uit tussen de kussens in haar bed.

Een paar jaar na de nieuwe eethoek overleed ook zijn moeder. Nu was hij echt helemaal alleen. Zijn hele verdere leven was hij bang. De kleine, eenzame jongen in hem, die helemaal alleen bij vreemde mensen had moeten slapen en die veel te jong al mantelzorger was, heeft lang moeten helen. Omdat hij zo ontzettend bang was om alleen te zijn, hield hij zijn dierbaren te krampachtig vast en duwde ze tegelijkertijd angstig weg. Bang dat ze hem misschien ook zouden verlaten. Bang om alleen achter te blijven. Hij deed vreselijk zijn best. In zijn huwelijk. Als vader. Op zijn werk. Hij had een verantwoordelijke, stressvolle baan als manager in de zorg. En hij streed tegen het onrecht van de bezuinigingen in de ouderenzorg. Hij liep altijd op zijn tenen. Decennialang.

Het is 2016. En hij is 69 jaar. Over een maand wordt hij 70. Regelmatig brengt hij tijd door met zijn kleinzoon met autisme. Uren zitten ze samen op de bank. Ze hebben geen woorden nodig om contact te hebben. Het contact is woordeloos intens. Verwachtingen zijn er ook niet, er gewoon zijn is genoeg. De afgelopen jaren had hij vaak het gevoel dat hij ook autisme had, net als zijn kleinzoon. Het weten dat het zo zou kunnen zijn was genoeg voor hem. Een uitgebreid onderzoek, dat hoefde van hem niet meer op deze leeftijd. Hij dacht er veel over na. Hoe anders zou zijn leven geweest zijn als hij het eerder had geweten? Had hij het maar geweten! Dan had hij andere keuzes gemaakt. Wat was hij altijd boos als hij uit zijn werk kwam en direct mee moest draaien in het grote, drukke, gezin. Het draaide vaak uit op ruzie, stampend naar boven en lang zwijgen daarna. Had hij toen maar geweten wat hij nu weet, dat hij gewoon overprikkeld was van de werkdag en moest herstellen. Dan was hij een halfuur gaan ontprikkelen en dan pas met zijn gezin gaan eten. Wat een stress, angst en onbegrip zou dat gescheeld hebben! De oplossingen hadden zó simpel kunnen zijn.

‘Ik lijk op jou, opa.’ Liefdevol aait hij zijn kleinzoon over zijn hoofd. Wat houdt hij zielsveel van dit kind. En van zijn andere kleinkinderen. Hij voelt zich vredig, in zijn huisje tussen zijn boeken. Zijn herinneringen heeft hij opgeschreven. En hij heeft ze verteld. Aan mij. Herinneringen uit het leven van een oudere man, die veel te jong te zware verantwoordelijkheden moest dragen en daar zijn hele verdere leven onder heeft geleden. Er zijn veel mantelzorgkinderen zoals hij, ook nu. Laten we ze omarmen en zorgen dat ze gezien worden. Voor deze lieve man hoop ik met heel mijn hart dat hij de oude dag krijgt waar hij jaren voor heeft gestreden, in een maatschappij waarin we voor elkaar zorgen. Hij verdient het.

Geplaatst op 10 oktober 2016

Bekijk hier het complete blogoverzicht

 

 

Winkelwagen
Scroll naar boven