De voorbije feestperiode was er eentje in mineur. Terwijl heel wat mensen gezellig samen tafelden, er nieuwjaarswensen en bijhorende zoenen uitgewisseld werden, en er zowat in elke stad kerstmarkten met vrolijke lichtjes opdoken, gingen onze gedachten uit naar mijn vader. Hij werd plots erg ziek en een snelle ziekenhuisopname was onvermijdelijk. Het was een tijd van bang afwachten en positief hoopvol blijven met telkens een horrorscenario in het achterhoofd. Intussen weten we dat alles langzaam weer zal goedkomen, maar tussen kerst en nieuwjaar was dat wel anders.
Het heeft een tijdje geduurd voor ik mijn kinderen er iets over verteld heb. Ik wist ook niet precies wat ik dan zou moeten zeggen. Dat hun grootvader erg ziek was. Dat er een of misschien wel meerdere operaties zouden volgen. Dat zoiets niet vanzelfsprekend goedkomt met oudere mensen …
Het zijn lessen in het leven die kinderen op een bepaalde leeftijd leren. Maar waar ligt die leeftijd precies? Veel sneller dan ik dacht (of wilde) is Grote Broer tien jaar geworden en zijn Kleine Zus heeft de helft daarvan al op haar jarenteller. In mijn hoofd zijn het nog de kleintjes die ik alle zorgen van de wereld wil besparen. Een wereld die niet veel verder reikt dan ons huis en de school. Maar ook zij zitten soms weleens bij hun ouders in de auto met de radio aan, of voor de televisie op de bank. Ook zij horen nieuws uit de wereld, ver weg van huis en school, dat niet bepaald rooskleurig is. Kleine Zus is er nog niet mee bezig, maar Grote Broer stelt steeds meer vragen. Meermaals heb ik de voorbije maanden proberen uit te leggen wat er aan de hand is, op verschillende plekken. Wie er nu in oorlog is met wie en hoe dat komt. Dat het niet overal ‘feest’ is.
Maar nu kwamen heel andere zorgen dus plots heel dichtbij. Toen het duidelijk werd dat er geen traditionele familiefeestjes zouden plaatsvinden en een nieuwjaarsbrief in het ziekenhuis zou moeten worden voorgelezen, heb ik mijn kinderen die lessen in het leven toch maar voorzichtig aangebracht. Terwijl bij Kleine Zus dan vooral vragen komen zoals ‘wanneer mag hij dan terug naar huis?’, zit Grote Broer met de vraag ‘óf hij wel terug naar huis zal komen’. Op beide vragen moest ik toen nog het antwoord schuldig blijven.
Na de eerste kritieke dagen in het ziekenhuis, nam ik Grote Broer een eerste keer mee naar zijn grootvader. Dat ziekenhuis was geen onbekende plek voor hem na eerdere valpartijen, gebroken armen en verzwikte enkels. Toen ik hem het kamernummer gaf, navigeerde hij op basis van pijlen en kleuren feilloos naar zijn grootvader door talloze gangen en verdiepingen. De afdeling was versierd met kerstlichtjes en aan de mededelingenbordjes die vroegen om niet langer te blijven dan een half uurtje met niet meer dan twee bezoekers per kamer, hingen groene dennentakjes. Ik sprak met hem af dat we wel eventjes op de gang zouden wachten als er andere mensen in de kamer zouden zijn, maar dat was overbodig. Ons bezoekje was goed getimed met de andere familieleden.
Hij was blij zijn grootvader weer te zien en dat was wederzijds. Veel werd er niet gepraat, want ‘niet langer dan een half uurtje’ en het duurde sowieso wel eventjes voor alle indrukken van buisjes, kabels en machines in zijn brein verwerkt waren. Op de terugweg naar huis was hij stil, maar ook enigszins gerustgesteld. Een weekje later ging ook Kleine Zus met ons mee. Hand in hand liepen ze het ziekenhuis binnen. Ik hoorde Grote Broer haar vertellen dat we nu eerst de letter M en de blauwe pijlen moesten volgen, de lift naar de derde verdieping moesten nemen en dan in een met kerstlichtjes versierde gang naar kamer 345 zouden gaan. ‘Maar als er andere mensen op bezoek zijn, moeten we eventjes wachten in de gang,’ zei hij nog. ‘Want we zijn nu al met z’n drieën,’ zei hij ook half tegen mij, ‘en dat mag eigenlijk niet …’ Zijn Kleine Zus luisterde aandachtig en zocht mee naar de juiste letter en de blauwe pijlen.
Maar in de versierde gang gebeurde wat onverwachts. Niet ver van onze bestemming stond een groepje voor een andere kamerdeur. Een tiental mensen viel elkaar in de armen, tranen werden de vrije loop gelaten en om de beurt ging er iemand een verduisterde kamer binnen. Grote Broer vertraagde zijn pas en keek me aan. Hij begreep dat er hier mensen afscheid namen van een geliefde en zocht even bevestiging in mijn blik. Kleine Zus zag hetzelfde tafereel, maar met een heel ander perspectief. In de kamer van haar grootvader vertelde ze dan ook: ‘Iemand op dezelfde gang krijgt nu héél veel bezoek! Dat is leuk voor die zieke meneer of mevrouw hè! Dan zal die vlug weer beter worden …’
Terwijl hij naar zijn zorgeloze zusje kijkt, fluistert Grote Broer me toe: ‘Misschien zeggen we haar beter niet wat er daar echt gebeurt, papa. Voor sommige lessen is ze nog te klein …’
Door: Kobe Vanroy
Gepubliceerd op 5 maart 2024