Mijmeringen

Ik ben inmiddels 62 en werk nu bijna 42 jaar in het onderwijs. Hiervan heb ik 40 jaar lang de eindverantwoordelijkheid voor een klas, later groep, gehad.
Tijd om eens de balans op te maken nu mijn pensioen als een stip aan de horizon is verschenen en ik daar, eerlijk gezegd, naar uitkijk. Voor mij was leraar zijn namelijk geen roeping, maar gewoon mijn werk.

In 1983 kwam ik van de opleiding. Deze heette toen nog Pedagogische Academie, in mijn geval met als toevoeging ‘Kweekschool met den Bijbel’. Ik zat in een klas van 21 studenten en we waren met twee jongens. Toen al. Daar is niet zo veel aan veranderd. We hadden pas een reünie en ik ben een van de weinigen die altijd in het onderwijs werkzaam is gebleven.
De opleiding zelf was veel werk, maar niet moeilijk. Ik heb er veel geleerd: kerkgeschiedenis, volksdansen, solfège, psalmen blokfluiten, papier-maché, Freud (dat was ‘vies’) en 2500 plaatsnamen op de kaart vinden. Lesgeven heb ik er niet geleerd.

Al snel kreeg ik de eindverantwoordelijkheid over een eigen combinatieklas 2/3; tegenwoordig heet dat combigroep 4/5. Dat was op een driemansschool. De kleuterschool zat ergens anders in het gebouw. En dat allemaal in dat kleine dorpje dat bij Rotterdam hoort, maar ook zelfstandig was, en waar ik ook geboren ben.

Ik werd goed begeleid. De juf van klas 1 nam elke vrijdagmiddag met mij de afgelopen week door en blikte vooruit naar de week die ging komen. Dat deed ze streng, doch rechtvaardig. We stelden samen doelen op (er was geen rekenmethode, maar zij kende de leerlijn op haar duimpje) en ik werkte die in het weekend uit.
Als ik een doel niet had gehaald wilde ze weten waarom en wees me vriendelijk op mijn verantwoordelijkheden. Dit was een start die ik iedereen gun. Een vakvrouw, een beginner, koffie en een gevulde koek. Niet meer en niet minder.

Binnen de school was er geen overvloed aan functies: leerkrachten, het hoofd der school (die uiteraard klas 6 onder zijn hoede had), een vervangend hoofd, een handwerkjuf en een remedial teacher.
Het bestuurlijk gezag was een verhaal apart. Onder dit bestuur vielen drie scholen die bestuurd werden door enkele plaatselijke middenstanders. Ze hadden geen enkel benul van onderwijs en zaken werden een beetje naar willekeur opgelost. Ik had eens een conflict met het schoolhoofd en dat werd samen met de plaatselijke bloemist opgelost. Dat voelde soms niet alleen oneerlijk, dat was het ook. De onkunde bij het bevoegd gezag was groot en door de ‘ons kent ons’-verstandhouding lag willekeur op de loer. We mopperen nu vaak op besturen, maar we mogen blij zijn dat dit niet meer de normale gang van zaken is. Er is veel verbeterd.

Om kwart voor vier ging de school uit. Het continurooster moest nog uitgevonden worden. Nakijken en even babbeltje met collega’s en om half 5 was ik klaar. Maar dan ook echt klaar. Geen toetsanalyses, handelingsplannen, OOP’s, agogenoverleg, commissievergaderingen en andere zaken.
Teamvergaderingen hielden we tussen de middag. Zaken werden snel afgehamerd. De vier overblijfkinderen redden zich wel.

Computers, laptops, digiboards en kopieerapparaten waren zaken die we niet kenden. We stencilden met inbrandstencils (die moesten we bewaren, want duur) en met de vloeistofduplicator. In een kleine ruimte met verdovende dampen. De lessen schreven we op het krijtbord. Er was per slot van rekening geen methode.
Dat krijtbord gebruikte ik in december om mooie Sinterklaas- en kersttekeningen op te maken. Iedere dag vulde ik deze aan en ik herinner me nog de verwondering van de kinderen.

In 1985 werd mijn klas 2 plotseling groep 4. We gingen van 6 klassen naar 8 groepen en de teams werden ineens groter. Er kwamen kleutergroepen bij. Om dit te vieren kregen de kinderen allemaal een geel koffertje met folders en frutsels van minister Deetman. (Later bleken die koffertjes allerlei giftige materialen te bevatten. Dat leverde landelijk even een klein stormpje op alvorens we weer gewoon verder gingen.)

Met de komst van de basisschool zou alles veranderen; dat gebeurde niet. Na 40 jaar basisschool kan het geen kwaad te stellen dat de groepen 1 en 2 op veel scholen nog een apart ‘eiland’ zijn. Omdat wij in midden- en bovenbouw meer met vastomlijnde methoden werken, hebben de collega’s in groep 1 en 2 weleens het idee dat wij weinig inbreng hebben en ‘slaafs’ de methode volgen. Misschien eens een idee om te onderzoeken of de integratie van voormalige kleuterschool en lagere school geslaagd is.

Er kwamen met de vorming van de basisschool ineens allerlei functies bij in de school: het hoofd der school werd de directeur en de vroegere hoofdleidster van de kleuterschool werd de adjunct-directeur. Want dat statusverschil was blijkbaar duidelijk. Andersom gebeurde bijna nooit.
Ik mocht als leerkracht ineens in 8 groepen lesgeven. De voormalig kleuterleidsters moesten eerst een cursus volgen voordat zij ook naar de bovenbouw mochten.
Maar er kwamen door de jaren heen ook intern begeleiders (tegenwoordig kwaliteitscoördinatoren), onderwijsassistenten, rekenspecialisten, bouwcoördinatoren, plusgroepleerkrachten, coaches en wat dies meer zij. De klas uit gaan om binnen het onderwijs andere taken te vervullen of zelfs het onderwijs te verlaten was de manier om promotie te maken.

Ook werd de werkdruk almaar groter. We moesten toetsen afnemen, de resultaten analyseren en verwerken en onze plannen daarop aanpassen, er kwamen bergen lespakketten binnen die vaak enthousiast omarmd werden, er kwam een continurooster, de vergaderdruk groeide, we moesten ons verdiepen in de computer en bijbehorende administratiesystemen. Ook kwamen er nieuwe vakken bij die in dezelfde tijd erdoorheen gejaagd moesten worden: sociale vorming, Engels, burgerschap, begrijpend lezen (dit was in mijn begintijd geen apart vak) en techniek. Dit naast nieuwe activiteiten als Koningsspelen, voorleesdagen, rekendagen enzovoort.

Het aantal leerkrachten dat voor de klas staat daalde. In 1983 was ik vaak een van de 700 sollicitanten en werden we collectief in het PCO-blad (de voorganger van het CNV) bedankt. Tegenwoordig is men in sommige regio’s blij als er een sollicitant is. Het lerarentekort is momenteel het grootste zorgenkind in het onderwijs.

En dan … last but not least, de kinderen.
Zij waren altijd een constante factor. Een factor die eigenlijk weinig veranderde en die, voor mij, door zijn constantheid een rustpunt vormde. Want onderwijs is niet meer dan jij en een groep kinderen. De rest ruist vooral.
Leergierig en soms brutaal, uitbundig en soms verdrietig, blij en spontaan, boos en gesloten, vragend en soms veeleisend, vergevingsgezind en soms wrokkig … ze zijn niet zoveel veranderd. Alle 1000 die ik langs heb zien komen.

Ik kijk gematigd tevreden terug. Maar weet ook dat ik sommige dingen nu anders zou doen. Denk daarbij aan werkweken van meer dan 60 uur maken, in de weekenden de school schilderen, voor kapitalen van eigen geld materialen kopen, dubieuze hypes uitproberen in de groep.
Ook in de grotere context zijn sommige zaken zijn ten goede veranderd en sommige zaken niet. Er is een zekere professionaliseringsslag gemaakt. Maar verder is onderwijs vooral een zorgenkind geworden. Het geld dat erheen gaat wordt een uitgave genoemd, in plaats van een investering. Het is jammer dat ik het onderwijs over anderhalf jaar minder mooi achterlaat. Maar het is er nog en ik heb mijn aandeel geleverd.

Door: Bertus Meijer
Gepubliceerd op 27 maart 2025

Winkelwagen
Scroll naar boven