Mijn hartslag versnelt als ik de rapportage van de dagdienst lees. De woorden gonzen door mijn hoofd. Ik zie alleen nog maar de woorden die ik niet had willen zien:
Boos
Slaan
Liggen
Gillen
Wat nu weer. M’n jochie. Wat zal het leven ingewikkeld voor hem zijn momenteel. En wat is hij ver weg. Wat eraan voorafging staat er niet bij. Niets over een aanleiding. Wel dat hij snel weer bijtrok. Daar houd ik me dan maar aan vast. Ik moet het ermee doen. Degene die het schreef is inmiddels alweer naar huis, bovendien kan ik toch ook niet overal over gaan bellen. Maar mijn behoefte om zijn gedrag te doorgronden, hem te beschermen, voor hem te zorgen, zoals ik al jarenlang doe … ik kan er geen kant mee op.
Het was vijftien jaar lang het belangrijkste waar ik me mee bezighield. Voor Tom zorgen, met alles wat daarbij kwam kijken. En nu moet ik het uit handen geven. Hij woont ergens anders. Er zorgen mensen voor hem met wie ik, in sommige gevallen, nog nooit een woord heb gewisseld. Laat staan dat ik ze zorgvuldig uitgekozen heb, zoals bij de thuisbegeleiders die in de loop der jaren voor hem hebben gezorgd. Er is minder contact dan ik had verwacht en gehoopt. En ik begrijp het, echt. Ze hebben het druk, en laat ze alsjeblieft hun tijd vooral besteden aan de kinderen. Iets vaker een berichtje of een fotootje zou fijn zijn, zeker in die eerste moeilijke weken, maar het belangrijkste is dat ze goed voor hem zorgen. Dat ze lief voor hem zijn en hun best doen hem te begrijpen. En dat Tom zich fijn voelt.
Als ik hem even zie lachen of spelen helpt dat enorm.
Mijn man en ik hebben deze stap niet zomaar gezet, dat is duidelijk. Maar wat is het moeilijk. Soms vragen we ons af of het nou echt wel nodig was. Of Tom echt niet meer bij ons kon wonen. We weten wel beter natuurlijk. En bewust bedenk ik hoe wanhopig ik me vaak voelde. Hoe weinig grip ik eigenlijk meer op hem had. En ik denk aan alle voordelen van deze nieuwe situatie. Er is zo veel rust en ruimte. Ik heb veel meer aandacht voor mijn dochter. Ik kan hardlopen, wandelen, schrijven en Netflixen en veel vaker doen wat ik wil, wanneer ik het wil. Het is veel opgeruimder in huis. Ik hoef niet de planning voor het avondeten voor de hele week al te weten. Ik hoef niet na te denken wat ik weg moet stoppen voor als Tom thuiskomt uit school. Deuren op slot doen. Altijd bedenken wat hij kan gaan doen. Afwachten hoe zijn stemming is. Steeds de wc checken. Hem in de gaten houden. Altijd alert zijn.
Ik zou me veel rustiger moeten voelen dan het geval is. Er is veel wat het echte ontspannen tegenhoudt. Altijd kan ik wel iets bedenken wat ik misschien niet goed geregeld heb. De vraag of Tom eigenlijk wel genoeg korte broeken heeft daar, kan er al voor zorgen dat ik ʾs nachts een paar uur wakker lig. Want van het één komt het ander.
Heb ik wel verteld dat …?
Zouden ze wel begrijpen dat …?
Zou Tom wel doorhebben dat …?
Er is veel wat goed is aan de nieuwe situatie. Toch voel ik me verre van gelukkig. Ik mis hem zo. Ik heb steun aan andere ouders die dit ook hebben meegemaakt, en hoor van hen dat het echt wel beter wordt. Minder moeilijk. Echt makkelijk wordt het nooit. Dat geloof ik meteen.
Wat helpt zijn leuke berichtjes en foto’s van Tom, vanuit de woning. Als ik hem even zie lachen of spelen helpt dat enorm. Verder lees ik online de rapportages mee, die in principe bedoeld zijn voor collega’s onderling. Het geeft een korte blik in Toms ochtend, middag, avond of nacht.
Over exact hetzelfde voorval kun je op sterk verschillende manieren rapporteren.
Ik heb al veel ervaring met het lezen van rapportages over Tom. Hij heeft nooit zelf kunnen vertellen wat hij deed op de peuterspeelzaal, op school, de BSO, het logeerhuis, en nu in zijn nieuwe huis. Altijd ben ik afhankelijk geweest van wat anderen over hem vertelden of schreven. En wat zijn die rapportages altijd belangrijk voor me geweest. Stapels volgeschreven communicatieschriftjes heb ik liggen. En wat is het me duidelijk geworden hoe belangrijk de toon is waarmee werd geschreven. Over exact hetzelfde voorval kun je op sterk verschillende manieren rapporteren. Altijd zocht ik naar warmte in de geschreven woorden. Begrip. Context. Waarom Tom bepaald gedrag vertoonde. Keken ze daarnaar?
‘Tom was boos en wilde de juf schoppen,’ las ik eens. Natuurlijk belde ik naar school en vroeg naar de situatie, want het is niet niks als zoiets gebeurt. In dit voorval was er iets beloofd aan Tom, waar hij zich op had verheugd en wat niet doorging. Zonder uitleg. Tom begreep er niets van en was wanhopig. Hij schopte, op zijn onhandige peutermanier. Het is niet goed te praten, ik vond het ellendig, maar ik begreep zijn wanhoop. Het bleek gelukkig ook maar een kort moment van onrust te zijn geweest in een verder goede dag.
Wees zo positief mogelijk en geef context. Dat zou ik iedereen willen adviseren die regelmatig rapporteert over mensen die zelf niet kunnen verwoorden wat hen bezighoudt. In zorg en onderwijs. Vraag je steeds af hoe dat wat je schrijft overkomt bij ouders of andere betrokkenen. Waarom vertoonde hij/zij mogelijk dit gedrag? Wat ging eraan vooraf? Hoe is er verder gehandeld? Hoe laat ik degene over wie ik schrijf in zijn/haar waarde?
Ook als de communicatie niet in eerste instantie bedoeld is om ouders op de hoogte te stellen – bijvoorbeeld als ouders kunnen meelezen in de overdracht tussen personeel – lijkt het me goed om je altijd te realiseren dat ouders dit lezen. Verplaats je in hen.
Het is de toon die de muziek maakt. Tom heeft een juf gehad die dit heel goed begreep.
Waar de een in het communicatieboekje schreef: ‘Tom luisterde slecht, wilde niet goed meedoen en bleef maar hangen,’ schreef zij: ‘Ik kon merken dat hij slecht geslapen had. We hebben het vandaag wat rustiger aan gedaan.’
Waar de een zou schrijven: ‘Tom was erg dwars bij de gymles en verstoorde het programma,’ schreef zij: ‘Tom had meer zin om te schommelen dan om te voetballen. Nadat hij toch even zijn best had gedaan met voetballen sloot ik dit met hem af en mocht hij nog even schommelen.’
Een realistische maar positieve insteek maakt alles beter.
Rapportage kan confronterend en pijnlijk zijn.
‘Tom wilde niet vertellen hoe zijn weekend was geweest,’ las ik ooit vol verbazing.
Nee, dat kan hij niet en dat zal hij nooit kunnen. Was het maar waar.
Ik begrijp heus wel dat niet alles verzacht hoeft te worden. Dat het vooral de waarheid moet zijn die vermeld wordt. Maar het mag wel draaglijk zijn. Een realistische maar positieve insteek maakt alles beter. Het geeft ruimte om te praten over wat er is gebeurd, wat de oorzaak wellicht was, en hoe dit in de toekomst beter zou kunnen gaan. Die ruimte is zo belangrijk. Zo merk je als ouders dat je kind niet wordt gezien als lastig, als onhandelbaar, maar dat er met empathie en inzicht naar hem of haar wordt gekeken. Omdat je kind ook niet voor niets een bepaalde intensieve vorm van opvang of onderwijs nodig heeft. Of omdat het kind niet zómaar niet meer bij de ouders thuis kan wonen. Want dat is op zich al pijnlijk genoeg.
Door: Esther de Graaff
Gepubliceerd op 3 augustus 2021
Verder lezen?