Met mijn handen vol loop ik het magazijn in. Ik leg de stapel op de kast naast het kopieerapparaat en pak wat ik nodig heb er weer af. Het is een flinke klus om voor de leerlingen met een eigen leerlijn bij elkaar te zoeken wat ze nodig hebben en daar een prettig werkboek van te maken. Toch vind ik het ook een dankbare klus; iedereen heeft recht op passend onderwijs en wij staan voor het tegemoetkomen aan individuele leerbehoeften, ook als dat veel werk is. Ik snap echter best dat de leerkracht deze klus uitbesteed heeft. Het scheelt dat ik de leerlingen om wie het gaat goed ken en goed in beeld heb wat aansluit op hun specifieke behoefte.
Ik zet mijn verstand op nul en mijn blik op oneindig, en ik begin met kopietjes maken. Na een minuut of wat begin ik er handigheid in te krijgen en gaat het tempo omhoog. De rust, het constante gezoem van het apparaat, ik heb het wel fijn.
Van het kleine kuchje achter me schiet ik dan ook haast tegen het plafond. Verschrikt kijk ik om en zie ik een jongen aan de tafel zitten. Ik herken hem niet, waardoor ik meteen weet in welke groep hij zit. Er is maar één bovenbouwgroep waar ik niet kom, die groep krijgt ondersteuning van een collega, dus daar moet hij in zitten.
Nadat we ons aan elkaar hebben voorgesteld, vraag ik: ‘Weet je juf dat je hier bent?’ Hij vertelt dat hij met haar de afspraak heeft dat hij de klas uit mag om af te koelen als hij dat nodig heeft.
‘Oké, helder. Zeg, kun je me dan even helpen met mijn klus, nu je hier toch bent?’ Mijn ervaring leert dat kinderen die bezig zijn, makkelijker praten dan kinderen die niets doen.
Hij haalt zijn schouders op en vraagt wat hij moet doen. Al gauw is hij netjes gaatjes aan het prikken in mijn kopieën en doet hij ze keurig in de daarvoor bestemde mapjes. Ik besluit hem niet door te zagen over zijn afwezigheid in de klas. Hij komt er zelf wel mee, of niet.
We kletsen een beetje over hobby’s, school en huisdieren. Een foto van mijn konijnen breekt altijd het ijs, bij iedere leerling.
Na een tijdje valt hij stil.
Net als ik wil vragen of hij eraan toe is om terug te gaan naar de klas, vraagt hij: ‘Weet je wat echt zeer doet?’ Ik weet het niet. ‘Als mijn vader me nét onder mijn billen schopt.’
Ineens valt het kwartje en weet ik dondersgoed wie deze leerling is. De jongen met ‘die’ vader; de jongen van wie iedereen dénkt dat hij thuis geslagen wordt, maar die niets zegt. De jongen aan wie de leerkracht dagelijks in stilte de kracht toewenst om te praten.
Die jongen zegt net tegen me dat hij thuis geschopt wordt.
Ik snap het niet, ik kende hem tot vandaag niet eens, hoezo ben ik de ontvanger van deze boodschap? En wat moet ik nu doen? Mijn hersenen schieten naar de zesde versnelling, maar ik haal even adem en maan mezelf tot rust.
Ik laat niks blijken van mijn geschakel en zeg dat ik me kan voorstellen dat dat zeer doet. Terwijl hij rustig doorwerkt, vertelt hij veel over hoe het thuis gaat. Over hoe hij het heel fijn heeft, totdat bij vader een stop doorslaat. Over geldzorgen waarover hij niet hoort te weten, over de ruzies tussen ouders. Over fijne vakanties en spelletjes aan tafel. Over gamen met zijn broer.
Ik hoor verhalen over een gezin als ieder ander, totdat bij vader een stop doorslaat. Ik hoor ook dat dat echt geen dagelijkse kost is.
Op een gegeven moment zeg ik: ‘Ik mag dit niet voor me houden, ik moet aan je juf vertellen wat je mij verteld hebt.’ Ik geloof niet eens dat hij schrikt, zijn pokerface verraadt niets over wat hij nu verwacht of voelt. Daar ben ik blij mee, want ik weet niet goed wat ik hem zou moeten vertellen. Ik weet dat ik verplicht ben om in ieder geval bij zijn leerkracht te melden dat hij af en toe een klap of een schop krijgt van zijn vader. Maar dan? Ik realiseer me dat ik niet weet hoe het daaropvolgende hulptraject eruitziet. Hij vraagt het niet, dus daar kom ik makkelijk mee weg.
‘Ik denk dat je juf ook met je zal willen praten, is dat oké voor je?’
Hij kijkt me aan en zegt: ‘Ja, dat is goed. Maar ik denk dat ze het al weet, hoor.’
De kleine slimmerik heeft het heus allemaal in de gaten gehad, maar hij was er nog niet aan toe om zijn mond open te doen. En nu hij dat wel is, is het hem duidelijk dat er stappen gezet zullen worden. Wat een stoer joch.
‘Voordat je teruggaat naar je klas, lieverd, is er nog iets dat je wilt zeggen of dat ik voor je kan doen?’ vraag ik.
‘Echt wel! Wil je mijn breakdance-moves zien?’ en hij straalt van oor tot oor.
Door: Gytha Funke
Gepubliceerd op 12 december 2024