‘Kan de oplossingsgerichte aanpak ook werken bij heel jonge kinderen? En hoe werkt dat dan, als peuters nog weinig taal tot hun beschikking hebben?’ Deze vragen worden tijdens mijn telefonisch spreekuur vaak gesteld. De eerste vraag kan ik bevestigend beantwoorden. De tweede vraagt iets meer inzicht in de oplossingsgerichte aanpak en wat creativiteit.
Oplossingsgericht werken lijkt op het eerste gezicht nogal ‘talig’, aangezien het zich bedient van een arsenaal aan open vragen. Hierdoor lijkt het lastig toe te passen bij kinderen die nog over weinig taal beschikken.
Gelukkig is dat schijn. Taal is er immers in veel vormen. Woorden zijn maar een deel van het verhaal als het op communicatie aankomt. Dat bewijst bijvoorbeeld mijn kat, die slechts Ă©Ă©n klagelijk ‘mauw’ op altijd dezelfde toonhoogte en geluidssterkte in zijn repertoire heeft. Die weet zelfs met dat ene woord precies duidelijk te maken wat hij wil. Pure telepathie. En snap ik het in zijn ogen eens niet snel genoeg… dan bijt hij me met zijn scherpe kittentandjes eventjes subtiel in mijn kuit. Ja, duidelijke taal.
Maar dan de peuters, met die lastige peuterpuberteit en bijbehorende driftbuien. Die bijten soms wel in je kuit, maar wij als ouders/opvoeders mogen vanzelfsprekend niet in hĂºn kuiten bijten. Dus hoe pakken we dat nou aan? En, om het nog ingewikkelder te maken, ook nog oplossingsgericht?
Dan antwoord ik (in het Engels omdat dit lekker rijmt) het volgende: Charm, Disarm en Warm.
Stap 1: Charm
Glimlach en stel een vraag. Bijvoorbeeld (met een expressief, vriendelijk gezicht): ‘Wat nu?’ En om het af te maken: benoem het gedrag dat je ziet zonder te beschuldigen of boos te worden. Handel met zelfvertrouwen en rustige stem.
Stap 2: Disarm
Ontwapen de kleine dame of heer door haar/hem in een vriendelijk gesprek te betrekken, door een voor de peuter interessante vraag te stellen.
Stap 3: Warm
Confrontaties duiden altijd op zwakte. Vriendelijkheid met zelfvertrouwen is een teken van kracht. En de machtsstrijd lost vanzelf op in die kracht.
In de confrontatie met de ouder voelen peuters zich alleen en uit verbinding. Dat is best beangstigend en ze kunnen dan flink over hun toeren raken. Na een fikse driftbui volgt meestal instorting tot een zielig hoopje dat geknuffeld wil worden, om de gevoelde afwijzing zo snel mogelijk ongedaan te maken.
Met het hierboven genoemde 3-stappenplan hoeft het zo ver meestal niet te komen.
Een mooi voorbeeld hiervan beleefde ik een paar weken geleden toen ik samen met het gezin van mijn dochter op de snelweg reed. Rosemarijn (2) zat in haar kinderzitje naast papa. Ineens hoorde ik geluiden van onmin achterin. Toen ik informeerde wat er was, bleek Rosemarijn haar armpjes uit de veiligheidsgordels te hebben gewurmd. Haar vader deed een verwoede poging ze daar weer in te krijgen. Maar Rosemarijn, blij met haar zojuist verworven bewegingsvrijheid, was niet van plan vrijwillig mee te werken. Al gauw werd het getrek en geduw gevolgd door een echte driftbui. Rosemarijn krijste alleen maar ‘nee, nee, wil nie’. Papa, nu bozer, verklaarde dat de armen in de riemen moeten en voegde de daad meteen bij het woord. Het tumult in de auto was al gauw om dol van te worden. Ik vroeg mijn schoonzoon of ik een poging mocht wagen de zaak anders aan te pakken. Gelukkig mocht dat.
Ik zette de auto stil op de eerstvolgende parkeerplaats, keerde me om naar de inmiddels luid brullende Rosemarijn en zei met rustige stem: ‘Kijk Roos, de auto is gestopt. Hoe kan dat nou?’
Rosemarijn keek me geĂ¯ntrigeerd aan en vergat verder te huilen.
‘Weet je, auto’s rijden niet graag als mensen hun riemen niet om hebben. Wie heeft allemaal een riem om?’
Roos liet haar blik rondgaan. ‘Papa, mama, oma, …’, zeiden we alle drie in koor en lieten een stilte vallen. Met een frons en nog betraande wangen volgde Roos ons met haar blik.
‘Wat moeten we nu doen om de auto te laten rijden?’ vroeg ik haar.
Nu kwam er een zweem van een glimlach op haar snoetje. Ze wist het! En terwijl we alle drie uitnodigend naar haar keken stopte ze met een triomfantelijke glimlach een armpje door de gordel. Deze actie werd door ons met gejuich en applaus begroet, wat Roos weer uitnodigde tot de tweede arm.
‘Goed zo meiske, wat heb je dat knap bedacht. Wat denk je, zou de auto weer rijden?’ Rosemarijn knikte heftig en ik startte de auto. Ze klapte in haar handen en gilde van plezier.
Ik reed met een glimlach weer terug naar de snelweg. Maar ook met een schuldgevoel. Ik besefte ineens dat de laatste keer dat Roos in mijn auto zat ze nog een winterjasje droeg. Vandaag was het zonnig en droeg ze alleen een T-shirtje… en ik was vergeten de gordels te spannen. Ook oplossingsgerichte oma’s zijn verre van perfect. Zucht…
Geplaatst op 15 augustus 2016