Maarten Tromp

Dat is balen!

Al een poosje reis ik met het openbaar vervoer naar mijn werk. Na jarenlang de file getrotseerd te hebben, stort ik me tegenwoordig in de dynamiek van ‘haasten-om-een-trein-te-halen’ en ‘hopen-op-een-goede-aansluiting’. In de trein overweeg ik de voor- en nadelen van de verschillende manieren om naar mijn werk te gaan. Mijn reisgedrag, of het nu per auto is of per trein, gaat constant gepaard met allerlei gevoelens. Het meest aanwezig is het baalgevoel. ’s Morgens krabben. Balen. File, al bij de oprit van de snelweg. Balen. Tank bijna leeg. Balen. Even doorrijden, lekker, en dan weer die bordjes van de wegsignalering: 50. Balen. In mijn ooghoek een auto langs de weg. Hij heeft pech. Zal wel balen. Zo ook in de trein. Gemist, te laat, te vroeg, ov-chipkaart niet ingecheckt, koud, nat, traag, druk. Allemaal om te balen.

Op school is het niet anders. Vroeger was er zelfs een term voor: een baaldag. Zo’n dag dat je niet naar school ging. Beetje ziek, beetje in een dip; zo’n dag. Sinds ik werk, is een baaldag geen reden meer om een dag thuis te blijven. Ik word tenslotte betaald voor mijn werk. Maar balen kan ik nog wel. Stevig zelfs. Maar hoe doe ik dat eigenlijk, balen? Hoe baal je? Kunnen wij, volwassenen, opvoeders, nog wel balen? En kinderen op school, balen zij nog? Leren we ze dat?

Balen is een prachtig woord voor ‘omgaan met teleurstelling’. Als je iets meer inzoomt op wat balen is, dan kun je zeggen dat balen de tweede fase is in het omgaan met teleurstelling. De eerste fase is de confrontatie met de teleurstelling. Het moment dat je je realiseert dat de verwachting niet waargemaakt wordt. Daarna komt het balen. En dat kan zich op vele manieren uiten: stampvoeten, schelden, zuchten, met iets gooien. Hoe je het ook uit, het is het gevolg van frustratie. Cruciaal is de derde fase van het omgaan met teleurstelling: de fase ná het balen. Wat doen we na het balen? Pakken we de draad weer op? Zetten we ons beste beentje voor? Gaan we er weer met frisse tegenzin tegenaan?

Blijven hangen in het baalgevoel, chagrijnig worden en kattig zijn betekent inboeten op de mentale buffer. Dan blijf je wijzen met je vinger. Of misschien wel het meest fnuikende: je gaat je recht halen. Als jou iets overkomt waarvan je baalt, moet er iemand ter verantwoording worden geroepen. Want dat zegt je ‘rechtvaardigheidsgevoel’.

Uit ervaring weet ik dat kinderen ook beschikken over een goed ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel. Al heel jong weten ze wat eerlijk is en wat niet. Soms is dit gevoel zó sterk, dat het als excuus wordt gebruikt om geweld in te zetten als iets oneerlijk is. Probeer dat maar eens met bijvoorbeeld snoepjes verdelen. De poppen heb je zo aan het dansen. En oneerlijkheid mag bestreden worden. Zeker. Hoewel ik liever zeg: eerlijkheid moet nagestreefd worden.

Als er iets is waarover kinderen beschikken naast rechtvaardigheidsgevoel, dan is het wel veerkracht.

Als wij zo knokken voor rechtvaardigheid en als we graag willen dat er iemand boet voor onze pech, dan leren we dit ook impliciet aan onze kinderen. Als vader merk ik bovendien dat ik mijn kinderen het liefst wil behoeden voor teleurstellingen. Maar is dit eigenlijk wel goed? Als er iets is waarover kinderen beschikken naast rechtvaardigheidsgevoel, dan is het wel veerkracht. Herstelvermogen. Weer doorgaan als iets niet is gelukt. Opnieuw proberen. Kijk naar hoe we allemaal hebben leren lopen. En fietsen. En praten, rekenen, spellen. Topografie. Schaatsen. Schaken. Pianospelen. Alles gaat met vallen en opstaan. Na het balen verzamelen we moed en gaan we verder. Maar onze kinderen zetten we fietshelmen op. We vervoeren ze in veilige en gecertificeerde kinderzitjes of stoelverhogers. We laten ze spelen op ISO-goedgekeurde speeltoestellen.

Voor ons huis stond een boom waarin mijn buurjongetje een hut had gebouwd. Deze hut is onlangs door de gemeente verwoest. Hij moest wijken, omdat de gemeente niet kan instaan voor de veiligheid van de boomhut. In een sympathieke brief van onze burgemeester werd dit aan mijn buurjongen uitgelegd. Maar het voorkómen van ongelukken en het voor zijn van teleurstellingen bij kinderen zou er wel eens voor kunnen zorgen dat er geen balans meer is. Vanuit goede bedoelingen, daar twijfel ik niet aan. Als we kinderen niet meer confronteren met teleurstelling, ontnemen we hun het recht op een leerzame periode voor het hele leven. Ze leren niet wat balen is en hoe ze hun frustratie uiten. We zouden in een maatschappij kunnen belanden, waarin we dagelijks druk zijn met het verantwoordelijk houden van een ander voor ons levens(on)geluk.

Hopelijk komt het niet zover en keert de wal het schip. Desnoods maken we er een vak van op de basisschool. Ja, we roosteren gewoon een paar verplichte baaldagen in. ‘Wat doen we vandaag? We gaan verder oefenen met balen, jongens en meisjes.’ En we nemen het op in de het sociaal-emotionele volgsysteem. Kind komt thuis met het rapport. ‘Op balen haalt Elsje een 3. Meer thuis oefenen!’

Gepubliceerd op 30 januari 2017

Bekijk hier het complete blogoverzicht

 

Winkelwagen
Scroll naar boven