Toen m’n zoontje de kaarsjes voor zijn tweede verjaardag probeerde uit te blazen, nu bijna een jaar geleden, kreeg hij van zijn grootvader een houten brandweerwagen. Of toch iets dat met een beetje verbeelding daarvoor moest doorgaan. Rode vlakken en enkele strategisch geplaatste blauwe cirkels verwezen alleszins naar hulpdiensten en het houten ding had wielen: een brandweerwagen dus. De kleine kerel was er hoe dan ook weg van. We bonden een stukje touw aan zijn nieuwe wagen en dagenlang tsjokte hij ermee rond. Telkens onder begeleiding van een luid ‘tuutaaa!’ of ‘wiejoewiejoe!’ Een kazerne was niet inbegrepen, maar vaders zijn creatief. Ik knutselde met een schoenendoos en zijn verfpotjes zelf een heuse brandweerkazerne in elkaar. Als rode vlakken en blauwe cirkels genoeg waren voor hem om van het houten voorwerp een brandweerwagen te verbeelden, dan zou dat ook wel lukken met de schoenendoos.
En jawel hoor! Met grote ogen van verbazing en bewondering keek m’n zoontje toe hoe er binnen een mum van tijd een kartonnen kazerne ontstond. Met rode vlakken en blauwe cirkels. Sinds die tweede verjaardag nam hij zijn brandweerwagen overal mee naartoe. De kazerne bleef meestal thuis. Niet dat de brandweerwagen zo speciaal was. Familie of vrienden vroegen wel eens welke houten auto hij bij had, waarop mijn zoontje dan verontwaardig reageerde dat het helemaal geen auto was, maar wel een brandweerwagen. Het zegt misschien genoeg hoeveel verbeelding je eigenlijk nodig had om dat erin te zien. Hoe dan ook, door die houten brandweerwagen begon de kleine man zich ook meer en meer in andere (grote) auto’s te interesseren.
Tijdens de voorbije zomer bleef hij een keertje logeren bij zijn favoriete neefje. Hij vindt deze logeerpartijtjes een heuse belevenis. Niet enkel omdat hij dan ‘niet bij papa en mama slaapt’, maar ik vermoed vooral omdat hij telkens een klein cadeautje krijgt van zijn oom en tante. Die keer in augustus kreeg hij… een nieuwe brandweerwagen. Een plastic versie met lichtjes en geluidjes. Je had heel wat minder verbeelding of eigen ‘getuutaaa!’ nodig om eruit te halen wat erin zat. Natuurlijk vond mijn kleuter de nieuwe variant spectaculair. Alle knopjes en lichtjes werden uitvoerig getest en hertest. En nog een keer. De bijgeleverde kazerne had verschillende verdiepingen en ik geef grif toe, ze zag er misschien net iets realistischer uit dan papa’s schoenendoos.
De houten brandweerwagen bleef sindsdien thuis. Eerst prominent in het zicht, maar langzaam verdween hij naar de achtergrond. Tot hij in een speelgoeddoos verdween en stilletjes naar de bodem zakte. Uit het oog, uit het hart. De plastic nieuwkomer werd zijn nummer één.
Tot vorige week.
Tijdens de Vlaamse herfstvakantie, in de eerste week van november, trok ons gezin voor een uitwaaiweekend naar de kust. Wie zelf ook kleine ukjes in huis heeft, weet dat zo’n meerdaagse uitstap een complete verhuizing betekent. November staat immers niet garant voor mooi weer (al hadden wij absoluut geen reden tot klagen) en daarom wordt er ook heel wat speel-, kleur-, klei- en knutselmateriaal meegesjouwd naar ons huurappartementje. Zo ook de flitsende brandweerwagen. Maar na enkele uren sloeg het noodlot toe: al tijdens de eerste avond viel het voor iedereen op dat de realistische ‘tuutaa!’ heel wat minder enthousiast klonk en de flashy lichtjes eerder zwakjes straalden. ‘Ik denk dat de batterijtjes bijna leeg zijn,’ verklaarde ik een ontgoochelde jongen. ‘Maar dat is niet erg, we zullen morgen nieuwe kopen in de winkel.’ Niet goed wetende wat nu te doen met zijn brandweerwagen, werd hij gedumpt in de meegenomen speelgoedbox.
De volgende ochtend stond mijn zoontje op het strand. Het was nog best vroeg. Kleine kerels slapen helaas ook tijdens vakantie-uitstapjes geen uurtje langer. Hij staarde naar de zee. De horizon. De schepen in de verte. En alsof hij plots uit een diepe gedachte ontwaakte, vroeg hij me: ‘Papa, heb ik mijn houten brandweer nog? Je moet geen nieuwe batterijtjes kopen voor die, hè? Ik denk dat ik die nog altijd het leukst vind, maar ik was het even vergeten.’
Ik zei hem voorzichtig dat die thuis nog wel in een doos te vinden was, maar dat we de houten variant niet hadden meegenomen naar zee. Dus als hij toch, al was het maar voor tijdens de vakantie, nieuwe batterijtjes wilde voor zijn plastic brandweerwagen… ‘Nee, dat hoeft eigenlijk niet, papa. Ik weet dat de leukste brandweer op mij wacht thuis. Dan wacht ik ook op hem!’
Het gaat me niet om met welk speelgoed m’n zoon het liefst speelt. Nog minder om welk speelgoed ikzelf het mooist vind. Maar op dat moment was ik enorm trots op die kleine jongen op het strand. Een kereltje van bijna drie jaar dat diep vanbinnen zocht naar wat hij zelf wilde, los van de verleiding. Alsof hij zelf elke Korthagense uienschil of behoeftepiramide omkeerde. Hij dacht na. En hij maakte een keuze. Gebaseerd op wat hij zelf wil. Niet op wat hij krijgen kan.
Hij komt er wel, m’n zoontje.
Geplaatst op 21 november 2016