Foutje gemaakt vandaag.
Ik was spontaan een gesprek aangegaan met de juf van Sven, want Sven gaat eventjes niet zo graag naar school. ‘Het is er saai mam. Alles wat ze vertellen over de vakken die ik volgens jou leuk zou moeten vinden, weet ik eigenlijk al.’ Maar Sven is een lief, braaf kind en gaat gewoon. Hij gedraagt zich zoals het hoort. Hij gaat niet lopen klieren, hij gaat niet achterstevoren op zijn stoel zitten en hij gaat ook niet op zijn kop staan. Hij maakt gewoon zijn werk. Goed of slecht scoren vindt hij nauwelijks interessant. Hij zegt: ‘Mama, ik zou graag méér leuke onderwerpen willen. Ik zou willen weten hoe een Romeins badhuis opwarmt, hoe een klokkengieter een klok giet, hoe een stoommachine werkt, hoe je van een huid leer maakt, waarom kastelen kleine raampjes hebben, wat Columbus van Amerika vond, waarom er eb en dan weer vloed is, waarom fruit gaat rotten en gisten en hoe je daar dan alcohol van kunt maken, waarom ieder mens een andere vingerafdruk heeft en hoe het zit met het heelal en wat nu eigenlijk zwarte gaten zijn.’ Sven houdt van de wereld, maar heeft een hekel aan sommen.
De juf vraagt aan mij waaróm hij het niet leuk vindt op school en ik vind het moeilijk om te zeggen dat hij het saai vindt. Want zeg je dan niet per ongeluk dat de júf saai is? Terwijl de juf hartstikke lief is. Daarbij snap ik zijn warrige resultaten niet, waardoor ik niet weet of we sowieso bezig moeten zijn met extra uitdaging, of dat we ons gewoon op die in zijn ogen suffe sommen moeten storten. Maar ja, een kind dat steeds weer huilt omdat het naar school moet, is ook niet alles. Daarom ging ik naar de juf.
Ik zeg haar dat ‘hij het saai vindt, maar dat ik er niet precies de vinger op kan leggen’. De juf denkt dat hij het misschien zwaar heeft thuis, want veel broertjes en zusjes en dan ook nog zo’n autistische tante in huis en mama kan vast haar aandacht niet verdelen? Juf geeft als tip dat ik iedere dag aan hem kan vragen hoe het gaat op school en wat hij leuk vindt op school en wat hij leuk vindt aan thuis en wat hij niet leuk vindt aan school en ‘zelfs’, zegt ze, ‘wat hij niet leuk vindt aan mama’.
Maar Sven en ik praten al vanaf het moment dat hij zijn eerste zinnen kon haspelen. Want praten, dat is ons ding. Ik verheug mij dagelijks op het open boek dat mijn zoon is. Sven weet wat ik niet leuk vind aan hem, en ik weet wat hij niet leuk vindt aan mij… En dat geeft niks, want we praten en huilen en lachen om de eigenaardigheden van de ander en van onszelf. We zeggen dat je ‘niet gek kunt worden als je niet wilt’, dat je daar nou eenmaal wel ‘een béétje je best voor moet doen…’ Op die manier troosten we onszelf met onze fouten-die-nooit-overgaan. Dus, mij voorstellen om met mijn kinderen te praten, is hetzelfde als een boom vragen om te groeien.
Maar dat wéét de juf niet, want de juf kent mij niet, dus ik zit maar te knikken van: ja-wat-een-goed-idee…. Want tijd en aandacht is altijd goed voor je kind. En juf is wel een júf. Maar ondertussen weet ik dat het daar niet aan ligt, en toch zeg ik niets.
Sven zat tijdens ons gesprekje buiten het lokaal te spelen, dus roept juf hem binnen en vraagt hém waarom hij het niet leuk vindt op school. Sven schrikt. Het voelt of ik hem verraden heb. Want ik weet wat hij denkt. Dat school niet leuk is, dat was óns verbond. Dus ik begin haastig toe te lichten dat het is om hem te helpen. Dat het de bedoeling is dat hij het leuk vindt op school en dat ik de juf heb verteld dat hij soms huilt als hij naar school moet. Sven schiet vol, want hij voelt zich in het nauw gedreven, en hij zegt dat hij gewoon het liefst bij mama is.
Juf vraagt weer aan Sven, wát hij dan niet leuk vindt aan school. Sven zegt niets, of ja, hij zegt van geen-idee, want als je tegen de juf zegt dat de les saai is, zeg je dan niet per ongeluk dat de júf saai is? En de juf is hartstikke lief. Dus gaat de juf het zelf maar invullen. Ze vraagt of hij zijn goede vriend soms mist. Of hij misschien graag in het groepje bij zijn vriendjes zou willen zitten. Sven zit maar te knikken, van ja-dat-zou-het-kunnen-zijn en van ja-wat-een-goed-idee… Want vriendjes zijn altijd fijn. En juf is wel een júf. Maar ondertussen weet Sven best dat het daar niet aan ligt, en toch zegt hij niets.
We lopen naar buiten en Sven is boos, want waarom zeg ik zulke dingen tegen de juf? Waarom heb ik ons verbond verbroken? En waarom moest hij het nu ineens over vriendjes hebben, want dat gaat toch prima? Ik schiet in de verdediging. Zeg dat ik ben gegaan omdat hij het saai vindt! Omdat hij wil weten van de zon en van de maan, en van de Romeinen en Columbus en de sterren! Sven begint te huilen, want het kwartje valt. Ooo, gingen we daarom? ‘Mag ik dat dan zomaar zeggen, mama?’ Ik zeg dat ik eerst met hem had moeten overleggen. Dat ik zelf ook maar braaf zat te knikken bij alles wat de juf zei. En dat ik zelf ook vergat dat je gewoon altijd eerlijk mag zeggen wat je denkt, zolang het maar respectvol is. Zelfs als je dan misschien per ongeluk zegt dat de juf saai is. Omdat juffen heus wel weten wat we bedoelen. Denk ik.
Sven knikt, want Sven begrijpt het, en hij zegt dat dit wel de ‘Grootste-Goofy-Blunder’ van het jaar is. Ik ken Goofy en vermoed dat het niet al te veel slims inhoudt. Ik beaam dat dit absoluut de Grootste-Goofy-Blunder was, maar gelukkig hebben we nu eerst weekend. Met daarin genoeg tijd voor Romeinen en Columbus en de sterren. En na het weekend? Na het weekend gaan we gewoon terug naar de juf. Dan gaan we er een Guus-Geluk-Gesprek van maken…
Geplaatst op 8 september 2014
Bekijk hier het complete blogoverzicht