Marije van den Bovenkamp

Generaties luie ogen

Mijn opa had een lui oog. Mijn tante had een lui oog. Ik heb een lui oog. En mijn jongste zoon heeft een lui oog. Hoezo is dit erfelijk bepaald? Hij was twee jaar, mijn zoon, toen we in een paar maanden tijd zagen dat hij steeds meer ging loensen. ‘Oh jee,’ dacht ik toen: ‘de volgende generatie met luie ogen.’

Ik wilde direct een afspraak maken bij de oogarts, de beste oogarts. Drie maanden later konden we terecht in het Sophia Kinderziekenhuis. En nog steeds, mijn zoon is inmiddels bijna tien jaar, ben ik zo blij met deze oogarts.

Mijn kleine peutertje had dus al heel jong een brilletje; een jampotje, want ieder jaar werden de glazen dikker. Zijn ogen bleven achteruitgaan. De stand is momenteel +7,5 en +6. Hij haatte zijn bril. Als hij driftig was, reageerde hij zich af op zijn bril. Dan vond ik het restant bril in de vuilnisbak. Of ik kon nog net op tijd ingrijpen voordat hij zijn bril tegen de muur smeet of moedwillig het pootje eraf rukte. We hebben zeker al acht brillen versleten. Pas toen hij 5 jaar was, ontdekte hij dat hij echt niet zonder kon en werd hij stukje bij beetje zuiniger op zijn bril.

Ieder nieuw montuur moest van mijn kleine mannetje precies dezelfde zijn als het vorige. Dat lukt niet altijd, aangezien de opticiens de modetrends volgen. Inmiddels is mijn zoon bij onze vertrouwde opticien kind aan huis. Want ondanks het feit dat hij zijn bril nu niet meer vermorzelt, is het een jongetje. En jongetjes spelen veel, zijn fysiek, voetballen in de pauzes op school en zijn vaak ‘wild’. De afgebroken pootjes, kapotte neusvleugeltjes en losse glazen, zijn niet meer te tellen. ‘Hi Giel, zullen we je bril weer even voor je repareren?’ zegt de opticien al zodra we binnenkomen.

‘Mama, ik wil lenzen.’ Dat vroeg Giel toen hij net negen jaar was. Oeps, ik was zelf veertien jaar toen ik om lenzen smeekte bij mijn moeder. En dat had alles met ijdelheid te maken. Ik kreeg ze pas toen ik zestien was, want mijn moeder vond het onzin en in die tijd waren lenzen voor bepaalde oogafwijkingen nog best complex. De aanleiding van mijn zoon was niet ijdelheid, maar zijn sport: rugby. Hij speelt drie keer per week rugby; dat is een contactsport, dus de bril gaat dan af. Giel ziet geen steek. Op gevoel komt hij een heel eind, maar ik begreep hoe frustrerend dit was voor hem. Met zwemles hadden we ook al jarenlang ervaren dat hij geen donder zag zonder bril. Een sportbril moest uitkomst bieden, maar dan zei Giel: ‘Mama, dat helpt niks, ik zie het gat (waar ze doorheen moeten zwemmen) nog steeds niet want er zitten druppels op mijn sportbril of hij is beslagen’.

Tsja, negen jaar… lenzen? Kan dat? Ik vroeg het aan onze voortreffelijke oogarts in het Sophia. ‘Ja hoor, dat kan zeker!’ Ze hadden veel meer patiëntjes van 8-9 jaar met lenzen. Meestal voor het sporten. We werden doorverwezen naar de afdeling Oculentie in het Erasmus MC en na een maand testen was Giel geslaagd. Hij kreeg de juiste lenzen aangemeten, exacte sterkte, met cilinders. Er ging een wereld voor hem open. Niet alleen op het rugbyveld, maar ook op school. Want na een paar weken proeflenzen in tijdens het rugbyen, besloot Giel dat hij ze iedere dag wilde dragen. Hij kan ze zelf uitdoen en schoonmaken. Alleen het indoen van de lenzen vindt hij nog lastig. Gelukkig dragen zijn beide ouders lenzen, dus voor ons is het geen probleem om de lenzen bij hem in te doen. We trekken ons niets aan van de opmerkingen van andere ouders: ‘Zo jong al lenzen?’ ‘Ach wat jammer, zijn brilletje staat hem zo leuk!’

Niemand begrijpt Giel zijn verlangen naar lenzen zo goed als ik. Heeft die erfelijkheid toch ook nog een voordeel!

Geplaatst op 23 november 2015

Bekijk hier het complete blogoverzicht

 

 

 

 

 

 

Winkelwagen
Scroll naar boven