Kinderen leren vallen

Als klein meisje had ik een duidelijk beeld van mijn toekomst: later als ik groot ben word ik juf. Schooltje spelen was jarenlang mijn favoriete bezigheid. In 1983 werd mijn kinderwens werkelijkheid en kreeg ik het diploma leerkracht. Toen ik eenmaal een ‘eigen’ klas had, bleek dat het beeld, dat ik steeds concreter gevormd had van het beroep leerkracht, te kloppen. Ik heb het de twintig jaren die ik vervolgens als leerkracht werkte, iedere werkdag als een afwisselend en fijn beroep ervaren.

Inmiddels werk ik niet meer in de klas, maar geef ik trainingen aan teams en coach ik teams en leerkrachten. Ik stel mezelf de laatste tijd steeds vaker de vraag: ‘Zou ik het vak net zo ervaren hebben als ik nu als leerkracht zou starten?’ In mijn huidige werk kom ik namelijk heel veel leerkrachten tegen die aangeven het vak niet zo fijn meer te vinden; jonge mensen die twijfelen of ze dit nog lang willen doen, die klagen over werkdruk en stress door alle administratieve zaken en alles wat er heden ten dage bij het vak hoort. Als ik eerlijk terugkijk, weet ik dat ik ook ieder jaar heel drukke periodes had en dat er ook sprake was van stress zo nu en dan. Ook werd er door mij en collega’s toen al geklaagd over het feit dat we nog bezig waren met (het borgen van) de ene vernieuwing of de volgende kwam er alweer aan.
Het is en blijft blijkbaar moeilijk voor schoolbesturen, directies en teams om de balans te vinden tussen het doen wat past bij de visie en missie van de school en het inspringen op onderwijsvernieuwingen, wetenschappelijk programma’s en nieuwe methodes die langskomen.

Naast de veelbeschreven 21st century skills waar scholen nu echt eens iets mee ‘moeten’, hoorde ik gisteren op de radio dat scholen kinderen ook zouden moeten leren om veilig te vallen. Aangetoond is namelijk, zo vertelde de onderzoeker, dat er een schrikbarende toename is van kinderen met breuken bij de afdeling Spoedeisende Hulp in onze ziekenhuizen. Kinderen spelen minder buiten en blijken motorisch minder vaardig dan vroeger. Een geïnterviewde lerares beaamde dat ‘val-les’ echt nuttig zou zijn. Wacht maar af, binnenkort verschijnt het eerste lespakket; lessen in vallen voor de basisschool! Ik zie leraren in teams direct bleek worden en roepen: ‘Waar moet ik de les in vallen nu weer inplannen? Ik krijg de wekelijkse sovales al niet voor elkaar.’
Dat laatste hoor ik helaas vaak. Want welke lessen komen snel in de verdrukking wanneer het dagelijkse lesprogramma te vol is? Dat zijn de lessen in sociaal-emotioneel leren (SEL), groepsvormingsactiviteiten en creatieve lessen als muziek en tekenen. Terwijl dit lessen zijn die net zo belangrijk zijn als taal en rekenen voor de ontwikkeling van kinderen tot gelukkige en succesvolle 21-eeuwse-volwassenen.

Het is de kunst om als schoolteam regelmatig kritisch stil te staan bij het onderwijs dat gegeven wordt en bij de doelen die gesteld worden. De centrale vraag is hierbij: ‘Past ons onderwijs bij al onze leerlingen?’ Wat past wel en waar kunnen wij dingen anders doen, zodat het beter past? Je weet of je onderwijs past, als leerlingen hun mogelijkheden en talenten kunnen ontwikkelen. Voor de didactische vakken zijn daar toetsen voor, voor SEL is dit wat ingewikkelder. Natuurlijk hebben veel scholen een leerlingvolgsysteem voor de sociaal-emotionele ontwikkeling, waarin leraren één of twee keer per jaar, op basis van observaties, bijhouden hoe leerlingen zich ontwikkelen op dit gebied. Er wordt daarbij gericht gekeken naar het welbevinden, de betrokkenheid en de sociale vaardigheden. Vervolgens is het de kunst om dan een doelgericht aanbod te bieden, dat aansluit bij deze observaties en scores. Dat blijkt toch voor rekenen en taal gemakkelijker te zijn dan voor SEL. Natuurlijk zijn er SEL-methodes, maar om vaardigheden die nog niet beheerst worden te oefenen en te automatiseren is een methodelesje per week niet genoeg. Eén rekenles per week is tenslotte ook niet genoeg om de breuken te leren.
Een school ontkomt er niet aan om ook voor SEL een onderwijsprogramma te creëren waar alle leerlingen mee uit de voeten kunnen, maar ook een aanbod te hebben voor kinderen die meer nodig hebben op sociaal-emotioneel gebied. Om niet te verdrinken in het grote aanbod dat er is in onderwijsland, is het ook hierbij belangrijk om als school kritisch te kijken naar wat ‘onze’ leerlingen nodig hebben en wat past bij de visie van de school. Het kan zijn dat er (groepjes) leerlingen zijn die iets extra’s nodig hebben om te leren problemen op te lossen, zich te concentreren of te leren samenwerken. Je kunt daar als school dan, passend bij je basisaanbod in je school, vaste interventies op aanbieden. Dat voorkomt dat iedere leraar dit steeds zelf moet bedenken en dat er voortdurend nieuwe programma’s in de school komen.

Als je mij vraagt of ik weer zou kiezen voor het beroep leraar, weet ik het antwoord meteen: ‘Ja’! Leraar zijn is een zwaar, maar prachtig vak. Een vak waarin je voortdurend kunt vernieuwen en ontwikkelen, met elke dag een ‘beloning’: het plezier dat leerlingen laten zien en de nieuwe dingen die zij weer geleerd hebben. Ik raad iedere jongere die als kind graag schooltje speelde en dacht: later word ik juf of meester, aan om dat zeker te gaan doen! Het huidige onderwijs biedt je een mooie uitdaging om alles wat er nu is aan kennis en materiaal te benutten en te integreren in het dagelijkse curriculum. De val-les doe je gewoon lekker in de pauzes. En ik beloof je, geen dag is hetzelfde en geen dag is saai!

Geplaatst op 6 juni 2016

 

Bekijk hier het complete blogoverzicht

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Winkelwagen
Scroll naar boven