Tijdens een lesobservatie in een rekenles vertelde de leerkracht mij trots dat de school extra materialen en werkboekjes had aangeschaft voor het automatiseren van de rekenbewerkingen. Het was inderdaad schitterend materiaal. De leerlingen werkten er zichtbaar met plezier mee en gingen met sprongen vooruit op de rekentoetsen.
Goedkoop was dit materiaal echter niet. En waarom was er eigenlijk aanvullend materiaal nodig? De school had enkele jaren geleden toch een complete en moderne rekenmethode aangeschaft?
Enige verdieping in deze materie leerde mij dat deze school geen uitzondering is. De Onderwijsinspectie schrijft in het rapport Automatiseren bij rekenen-wiskunde dat 98 procent van de basisscholen in Nederland naast de rekenmethode extra materialen inzet voor het inslijpen van rekensommen. Gemiddeld gebruiken scholen drie aanvullingen om het tekort aan inoefening en herhaling van de rekenmethode te compenseren.
Het is een ontnuchterende en tegelijkertijd zorgelijke constatering: rekenmethodes voldoen niet aan hun meest elementaire taak, namelijk ervoor zorgen dat kinderen vlot de tafels kunnen opzeggen en sommen tot honderd snel uit het hoofd kunnen uitrekenen. Als je bedenkt dat een rekenmethode voor een gemiddelde school al gauw tienduizend euro kost, dan is het helemaal wonderlijk. Rekenmethodes hebben een hoop toeters en bellen, maar vergeten de basisbewerkingen goed aan te leren. Het is alsof je een luxe auto koopt, waarbij geen motor wordt geleverd.
De oorzaak van deze geringe aandacht voor het inoefenen van sommen is de didactiek van het zogenoemde realistisch rekenen. Hierin wordt het traditionele stampen, drillen en inslijpen van sommen als mechanisch, saai en ouderwets neergezet. Bij realistisch rekenonderwijs moeten leerlingen vooral begrijpen wat ze doen en daarom zijn alle sommen in verhaaltjes en contexten verpakt. Er wordt zuinig omgegaan met het aanbieden van rijtjes sommen, want écht rekenen is niet het onthouden van sommen, maar kunnen rekenen met inzicht en begrip.
Dat zou kunnen. Maar hoe kom je dan tot inzicht en begrip? En hebben kinderen wel geleerd als ze niets hebben onthouden? De nieuwste wetenschappelijke bronnen leren ons dat het heel lastig is om rekeninzicht te ontwikkelen als kinderen niet vlot en goed de basisbewerkingen beheersen.
Hebben kinderen wel geleerd als ze niets hebben onthouden?
De wetenschappelijke literatuur onderstreept het belang van het werkgeheugen bij effectief en duurzaam leren. Als kinderen het werkgeheugen nodig hebben voor het moeizaam uitrekenen van sommen, dan is het niet beschikbaar voor andere zaken. Geautomatiseerde rekenkennis maakt het werkgeheugen vrij voor inzicht en begrip. Eerst onthouden, dan toepassen. Eerst oefenen, dan inzicht.
De literatuur benadrukt ook het belang van oefenen en leert ons dat stampen niet tegengesteld is aan inzicht, maar juist voorwaardelijk daaraan. Wij, volwassenen, lijden aan de vloek van kennis: we zijn vergeten hoeveel oefening we zelf al achter de rug hebben, nu we het rekenen beheersen en doorgronden. We verwachten van kinderen dezelfde mate van inzicht, maar kinderen zijn geen mini-volwassenen. Ze moeten eerst de basis flink inoefenen.
Veel leerkrachten weten dit en oefenen stiekem, terwijl het eigenlijk niet mag van de handleiding van hun realistische rekenmethode. Voor deze leerkrachten maak ik een diepe buiging: ze zijn koplopers in een tijd dat hun aanpak als ouderwets wordt bestempeld. Ze behoeden veel kinderen voor rekenachterstanden en motivatieproblemen.
Ik daag methodemakers uit om kennis te nemen van de nieuwste wetenschappelijke inzichten en deze in de methodes te verwerken. Geef leerkrachten een auto mét motor! Ontwerp nieuwe rekenmethodes en laat daarin de uitgangspunten van het realistisch rekenen los. Vervang deze door de didactiek van de 21e eeuw met heerlijk veel ‘ouderwets’ stampen, drillen, herhalen, oefenen, inslijpen. Dat is namelijk hard nodig.
En leerlingen vinden het nog leuk ook. Dat is namelijk óók wetenschappelijk bewezen.
Geplaatst op 14 augustus 2017
Bekijk hier het complete blogoverzicht