Boven aan de trap zit een flinke plaat hout die, door hem opzij te schuiven, toegang geeft of juist de weg belemmert naar de eerste verdieping. Met een musketonhaak kan dit houten schot worden gesloten. De haak zit aan de achterkant, en ik kan, als ik er helemaal overheen buig, net bij.
Hij mag niet alleen naar boven, mijn zoon van acht. Hij doet daar namelijk van alles wat niet de bedoeling is. De computerkamer zit op slot, en in de badkamer staat het meeste buiten zijn bereik, maar toch, de kraan, zeep, een tube tandpasta, de kamer van zijn zusje, mijn kledingkast… Hij kan er een flinke bende van maken. Ook kleedt hij zich graag uit, en aangezien hij niet zindelijk is, is dit onwenselijk. Hij friemelt, hij veegt. Kortom, we moeten hem in de gaten houden.
Ineens kan hij erbij. Bij die haak. Euforisch schuift hij zelf het schot open. We bevestigen de haak iets lager. Aangezien ik niet zo lang ben, moet ik op mijn tenen gaan staan en voel ik de bovenkant van het hout in mijn oksel als ik de haak los- of vastmaak. Het gaat nog net.
Het was niet de bedoeling, dit. Ik heb er van tevoren nooit zo gedetailleerd over nagedacht, maar het was zeker nooit mijn bedoeling om later, als ik even snel boven iets zou willen pakken zo’n moeite te moeten doen, en een haak los te moeten maken. Elke keer steekt het.
Ik had het idee dat het wel ging passen, dat moederschap. Ik vind kinderen over het algemeen erg leuk, en het ‘zorgen’ zit er ook al lang in bij mij. Knuffelen, gezelligheid, zo nodig streng. Lekker voorlezen, kletsen, leuke dingen doen. Samen met mijn man en wat rondspringende kinderen een gezin zijn. Dat leek me wel wat. Parttime blijven werken als wijkverpleegkundige. Genoeg tijd voor mijn gezin en sociale dingen, zo zag ik het voor me. Dat zou vast goed passen bij mij, bij ons. Ja, mijn man deelde mijn ideeën, gelukkig. O, en de vakanties… Ik zou ervoor zorgen dat mijn kinderen net zulke geweldige herinneringen aan de zomervakanties zouden hebben als ik dat zelf heb. Heel exotisch hoefde het niet, gewoon een leuk vakantiepark in Europa, in Nederland, ook goed. Een beetje zon. En een leuk recreatieteam. De kinderen enthousiast en bruinverbrand, mijn man en ik lekker met een tijdschriftje in de zon.
Het liep iets anders. Mijn zoon kreeg al jong de diagnose ‘klassiek autisme’. Later kwam daarbij ‘met een verstandelijke beperking’. En nog iets later ‘insomnia’. Het was geen vraag. Er was geen keus. Hij was er. Onze zoon. Of het nou paste of klopte en of mijn man en ik dat nou aankonden of niet. Het gegil, het moeilijke, ongrijpbare gedrag, de slapeloze nachten.
We kregen hulp. Ouderbegeleiding, hometraining, video-hometraining, pedagogische gezinsbegeleiding… We stonden overal voor open, we deden netjes mee. Gedragstherapie, foto’s, picto’s, gebarentaal, alles kwam aan bod. Het beste voor hem, om zo ook meer rust te krijgen in ons gezin, voor onze dochter, voor ons alle vier. Steeds duidelijker kwam echter het besef: dit is óns kind. WÃj kennen hem het beste. Wij zijn in hem gespecialiseerd. Natuurlijk hebben we veel gehad aan de adviezen en begeleiding, en het was fijn om af en toe onmacht en frustraties te uiten aan mensen die er ‘verstand van hebben’, en met wie je geen emotionele band hebt. Maar inmiddels zijn we zover dat we dit niet meer nodig hebben. Niet meer willen. Natuurlijk is er de heel fijne zmlk-school waar onze zoon naartoe gaat, de goede passende buitenschoolse opvang, zijn er de begeleidsters aan huis en de bezoekjes aan de kinderpsychiater. Maar geen therapieën meer. Niet steeds weer dezelfde gesprekken en vraagstukken. Openstaan voor adviezen, dat zeker, maar vooral kijken en luisteren naar onze kinderen, naar onszelf en naar ons hart.
Zo hebben we het passend gemaakt. Ons ouderschap, ons gezin. Zo’n schot boven aan de trap, haakjes op deuren, ’s nachts soms baby-tv aan, onze zoon in een buggy vervoeren. Niet alle maatregelen voelden en voelen goed, en niet alles zou wellicht op die manier geadviseerd worden door hulpverleners. Maar steeds hebben we nagedacht, overwogen, we zijn wel eens een drempel overgestapt, en ook vaak hebben we weer een stap terug gedaan. Geen eenvoudig proces. Ook het stoppen met bepaalde maatregelen vergde soms moed. Tegen beter weten in consequent blijven en steeds weer de strijd aangaan is zeker niet altijd het beste. Acceptatie van bepaalde patronen. Het hoort er allemaal bij. We hebben het passend gemaakt. Zo passend mogelijk. En we blijven aanpassen.
Hoelang het houdbaar is, hoe het in de toekomst gaat, we weten het uiteraard niet, maar voor nu is het zoals het is. We zijn blij met de goede momenten. We blijven communiceren, we blijven ontspanning zoeken en we proberen niet te veel te piekeren. Niet te veel nadenken, en niet te veel vergelijken. Je weet tenslotte nooit écht hoe het achter die andere voordeuren gaat.
Ik schuif het schot open. Ruwer dan noodzakelijk. Het staat symbool voor mijn opgesloten gevoel, dat af en toe opsteekt. Open, ruimte. Mijn zoon rent uitgelaten rond. Ik blijf in de buurt. Vanuit de gang wijst hij naar de kraan in de badkamer, kijkt me aan en zegt: ‘Afblijven.’ Ik prijs hem, hij lacht. Ik weet wel dat hij dit al vaker heeft gezegd, en dat dit niet betekent dat hij het nu geleerd heeft. Maar dat geeft niet. We zijn blij met het moment. Hij en ik. Omdat we elkaar even begrijpen. Hij kijkt me recht aan en komt naar me toe. Wat wordt hij groot. En sterk. Wat ben ik blij dat hij graag met me knuffelt. Zomaar slaat hij zijn armen op mijn nek. Hij probeert zich op te trekken, maar hem tillen wordt te zwaar. Ik geniet van het contact. Hij houdt me stevig vast. Ik laat hem niet los. ‘Ik laat je niet los,’ zeg ik zacht. We passen bij elkaar, mijn zoon en ik. Dat verandert niet.
Geplaatst op 6 oktober 2014