Het lerarentekort is waanzinnig groot op dit moment. Vacatures worden letterlijk niet opgevuld, waardoor klassen soms delen van de week thuis zitten. Aan het begin van dit schooljaar was ik zelf eigenlijk van plan om een jaartje niet voor de klas te staan en mij te richten op andere zaken na het behalen van mijn master onderwijswetenschappen. Maar toen mijn zoon na vier weken nog altijd geen les Nederlands had gehad, nam ik contact op met mijn vorige werkgever. Ze kregen de vacature niet gevuld. Met geen mogelijkheid. Er waren gewoon geen docenten Nederlands beschikbaar en er was voorlopig ook geen zicht op een oplossing.
Uiteraard ben ik te veel leraar om mij dit niet persoonlijk aan te trekken en dus bood ik aan om op basis van invaluren terug te komen op school. Dit jaar dus geen tussenjaar, maar zonder al te veel verplichtingen lesgeven aan een havo 2 en een gym 3. En ja, ook aan mijn eigen zoon, met wederzijds goedvinden. Het is dat of geen les!
Ik heb geen instant oplossing voor het lerarentekort. Ik zie wel veel verbeterpunten.
Want hoewel er een paar weken geleden nog in de krant stond dat de aanmeldingen voor lerarenopleidingen flink groeien – de wervingscampagne van de overheid draait duidelijk overuren, en met succes – komt uiteindelijk maar weinig van die mensen die zich aanmelden ook daadwerkelijk in het onderwijs terecht.
Meer dan eens word ik benaderd door studenten die aangeven te beginnen met een volle klas van dertig potentiële leraren, om aan het einde van het jaar te eindigen met slechts vijf tot tien overgebleven studenten. Wordt de opleiding wel afgemaakt, dan haakt een te grote groep binnen vijf jaar alsnog af.
Bovendien blijken de pittige coronajaren nogal in de reserves van ervaren leraren te hebben gehakt. Ze zijn moe, overwerkt, de doelgroep is in korte tijd enorm veranderd (en dat zuigt energie), ze lopen vast in hun werk; wat de reden ook is, ook de ervaren leraren haken steeds vaker af. Ze kijken liever rond om te ontdekken of er nog iets anders is. Het resultaat? De instroom wordt weliswaar groter, maar de uitstroom groeit op zijn minst net zo hard mee!
De overheid is zich hier uiteraard bewust van en heeft een plan in het leven geroepen om het lerarentekort aan te pakken. Hoewel er al jaren aandacht voor is, is dit plan actief sinds 2020 en zet het in op drie punten.
1. Belangrijk is het werven van nieuw onderwijstalent, waarvoor veel geld vrijgemaakt is en verschillende wervingsbureaus uit de grond gestampt worden. Deze bureaus zoeken niet op middelbare scholen naar jongeren die de pabo willen volgen, want die aanwas is te minimaal om het grote gat te vullen. Ze zoeken daarom naar mensen die al werken in andere branches – en vinden ook voldoende geïnteresseerden. Wat mij echter opvalt is dat de interesse vanuit dezelfde wervingsbureaus ineens verdwenen lijkt te zijn wanneer zij zich eenmaal aanmelden, en er lang niet altijd voldoende en gedegen begeleiding beschikbaar is om deze groep te helpen bij de studie in combinatie met het werk.
2. Behalve werven wil de overheid ook inzetten op het behouden van ervaren leraren. De afgelopen jaren lag de focus daarbij voornamelijk op het beter belonen van leraren en goede arbeidsvoorwaarden creëren. Belangrijke zaken, zonder meer en noodzakelijk ook. Maar in de praktijk blijkt dit toch vaak onvoldoende reden voor leraren om ook daadwerkelijk binnen het onderwijs te blijven. Steeds meer leraren lopen tegen hun grenzen aan. Ze zijn moe, ervaren een hoge werkdruk, vinden het werk minder leuk of hebben het gevoel dat ze minder vat krijgen op de doelgroep en ervaren (als gevolg daarvan?) problemen met hun klassenmanagement. Het is niet helemaal duidelijk welke factoren doorslaggevend zijn, maar dergelijke oorzaken (of een combinatie ervan) zorgen ervoor dat leraren toch het werkveld verlaten. En hoewel de extra financiële vergoeding fijn is, blijkt dit niet voldoende te zijn om deze groep te behouden: de uitstroom van ervaren leraren blijft hoog. Opvallend is dat de overheid nog niet goed genoeg weet wat dan wel helpt om de ervaren leraren te behouden voor het onderwijs.
3. Ten slotte werkt de overheid aan een plan voor het anders inrichten van het onderwijs, met als doel een aantrekkelijkere branche te worden. Hoewel ik niet tegen verandering ben en zeker vind dat het onderwijs meer met zijn tijd mee zou moeten, ben ik ook van mening dat de basis nog niet voldoende staat om wederom allerlei onderwijsvernieuwingen door te voeren.
Het is een beetje een vicieuze cirkel: startende leraren en zij-instromers zijn afhankelijk van ervaren leraren om hen rond te leiden en om het vak van te leren.
Deze ervaren leraren zijn steeds vaker moe en murw na twee jaar corona: hard werken, veel nieuwe dingen leren en ondergesneeuwd raken onder al het werk. Zij hebben behoefte om gezien en begeleid te worden om de boel weer op de rit te krijgen. Pas dan kunnen ze er weer zijn voor de startende leraren en zij-instromers en hebben zij weer ruimte in hun hoofd om onderwijsvernieuwingen te omarmen en door te voeren.
Er is geen makkelijke oplossing, maar in mijn ogen is blijven werven niet afdoende en moeten we vooral volop inzetten op het behouden van zoveel mogelijk leraren, starters en gevorderden, om de uitstroom te beperken. Iets waar ik mij, tijdens mijn promotieonderzoek, verder in zal gaan verdiepen. Momenteel staat mijn onderzoek nog in de kinderschoenen, maar ik zal mij hierbij gaan richten op die zogenaamde ‘blackbox’: het moment waarop leraren (starters en ervaren leraren) besluiten dat het onderwijs toch niet bij ze past, maar waar wij momenteel nog geen zicht op hebben. Welke factoren zijn hierbij doorslaggevend en wat kunnen we doen om hier verandering in te brengen? Ik hoop met de uitkomst handvatten te bieden om echt constructief iets te veranderen aan de huidige situatie en bij te dragen aan het verminderen van het lerarentekort.
Door: Marjolein Mantelaers
Gepubliceerd op 1 december 2022.